Ga naar de inhoud

Gebruik de norm van je doelgroep

Regelnaleving bevorderen vanuit kennis over gedrags-
beïnvloeding is bepaald ‘hot’. Maar wat is mogelijk, en wat is wenselijk? Co-auteur Petra Jonkers van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) deelt inzichten uit Met kennis van gedrag beleid maken.

OVER DE PUBLICATIE

In Met kennis van gedrag beleid maken gaat de WRR in op vragen als: wat is de relevantie van nieuwe gedragswetenschappelijke kennis voor beleidsvorming? Hoe kan het gedragswetenschappelijke perspectief worden verankerd binnen overheidsinstellingen? En welke kansen en risico’s bieden ‘nudging’ en andere manieren om keuzegedrag te beïnvloeden?

MET KENNIS VAN GEDRAG BELEID MAKEN
Auteurs: Will Tiemeijer en Petra Jonkers
Uitgave: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid /
Amsterdam University Press

De WRR concludeert dat meer aandacht voor gedrags-
economische en psychologische kennis een belangrijke bijdrage kan leveren aan betere beleidsanalyses en -instrumenten, en pleit ervoor die kennis steviger te verankeren. Hoe kunnen toezichthouders daarmee omgaan?


“In het rapport onderscheiden we vier voorwaarden om kennis toe te passen. Eén ervan is: zorgen voor substantiële kennisopbouw binnen organisaties. Dat kan interdepartementaal worden georganiseerd, of binnen (uitvoerings)organisaties. Gedragswetenschappelijke kennis systematisch inbouwen in beleid klinkt niet sexy, en misschien zelfs saai. Toch is het essentieel om veronderstellingen van beleid te toetsen met behulp van gedragswetenschappelijke kennis. Er wordt nu vaak verondersteld dat als je a doet er dan b gebeurt. Bijvoorbeeld dat wie aansprakelijk gesteld wordt, zich eerder juridisch indekt dan het gedrag verandert. Het gaat erom dat er structureel mensen beschikbaar zijn die van de hoed en de rand weten. Dit om te voorkomen dat organisaties te veel gaan vertrouwen op simplistische checklists.”

Welke lessen bevat dit WRR-onderzoek voor Nederlandse toezichthouders die regelnaleving willen bevorderen?


“Een interessant gegeven voor toezichthouders is waar mogelijk gebruik te maken van de eigen normen van de doelgroep. Dat betekent dat je niet communiceert: je moet je aan onze normen houden. In plaats daarvan confronteer je bedrijven of beroepsbeoefenaren binnen je doelgroep met de regelnaleving van anderen. Een mooi recent voorbeeld is een proef in Engeland om artsen te stimuleren de eigen beroepsrichtlijnen voor verantwoord antibioticagebruik na te leven. Tijdens de proef wordt het voorschrijfgedrag van artsen geregistreerd en vervolgens vergeleken met de beroepsrichtlijn én met het gedrag van collega’s. Door artsen die bovengemiddeld antibiotica voorschrijven te confronteren met het gedrag van ‘peers’, worden ze gevoeliger voor regelnaleving. De slimme energiemeter in Nederland werkt ook volgens zo’n principe. Als je jezelf ziet als milieubewust, maar de buren veel minder energie blijken te verbruiken dan jij, dan is dat een trigger om meer te gaan letten op je gedrag.”

Welke aanbevelingen heeft het rapport voor toezichthouders die aan de slag willen met nudging; niet-dwingende interventies waarin gebruik wordt gemaakt van psychologische kennis om mensen te beïnvloeden?


“In ons rapport proberen we duidelijk te maken dat de toepassing van gedragskennis niet alleen gaat om nudging. De overheid gebruikt al veel gedragswetenschappelijke inzichten om beleidsinstrumenten of handhavingsbeleid te verbeteren. Je kunt in de regel verder gaan met gedragsbeïnvloeding als je het inzet om doelen te halen die in wetgeving zijn vastgelegd. Meer terughoudendheid is geboden als een nudge wordt gebruikt in situaties waarbij in principe een vrije keuze bestaat. Denk aan de maximumsnelheid voor auto’s op snelwegen: die is nu eenmaal voor iedereen verplicht, dus is er meer ruimte om nudges in te zetten. Bij het beïnvloeden van bijvoorbeeld een gezonde levensstijl is meer voorzichtigheid geboden.”