Bijna iedereen valt te intimideren. Maar welk type mens er kwetsbaar voor is en voor welke vormen, daarover is nog weinig bekend. Een reeks weerbaarheidstrainingen voor leden van interventieteams uit Brabant en Zeeland was een uitgelezen kans voor TNO om hier meer onderzoek naar te doen. De eerste inzichten uit het onderzoek helpen nu al in trainingen om – onder andere – toezichthouders weerbaarder te maken tegen intimidatie.

Stel je voor: je bent inspecteur bij de NVWA en gaat handhaven in een slachthuis in het buitengebied. Je weet dat ze het daar niet zo nauw nemen met de regels. En je kent de geruchten dat er mensen uit het criminele circuit op die locatie betrokken zijn bij de bedrijfsvoering. Is een boze blik tijdens de inspectie dan genoeg om je te intimideren? Of moet iemand er ook bij schreeuwen? En wat als diegene je een duw probeert te geven?
“Je boerenverstand vertelt je wel dat niet iedereen zich in zo’n situatie even snel geïntimideerd zal voelen”, stelt Victor Kallen. Hij is onderzoeker met specialisatie in de neurofysiologie van stress – de lichamelijke en psychische reacties op stress. “Er is echter nauwelijks wetenschappelijk onderzoek gedaan naar welk type mens meer of minder vatbaar is voor intimidatie. Terwijl meer inzicht daarin ons helpt begrijpen wat sommige mensen in bepaalde posities mogelijk kwetsbaar maakt. En of het helpt om aan de ontwikkeling van bepaalde competenties meer aandacht te schenken. Denk bijvoorbeeld aan burgemeesters die bedreigd worden. Maar ook aan medewerkers die intimidatie niet durven te melden. Of die inspecteur uit het fictieve voorbeeld.”

Eerst de boeken in
Dat er nog weinig onderzoek naar intimidatie is gedaan, is geen toeval. Het is namelijk ethisch niet per se verantwoord om mensen te intimideren voor onderzoek, en juist met testpersonen kun je meer over stressreacties leren. Kallen: “Daarom begonnen we met hulp van Kay de Wit die op dit onderwerp promoveert met een literatuuronderzoek. Zo verzamelden we de inzichten die er al wél waren. Dit onderzoek deden we vanuit de aannames dat intimidatie tussen personen gebeurt én dat het vooral gaat om het wekken van de suggestie van een bedreiging. Vanuit deze aannames waren we vooral geïnteresseerd in welke persoonlijkheidsaspecten invloed hebben op de effectiviteit van de poging tot intimidatie.”
“Het is ethisch onverantwoord om mensen te intimideren voor onderzoek.”
Het intimidatiemodel
Uit hun literatuuronderzoek ontwikkelde TNO een intimidatiemodel. Dat laat zien welke persoonlijkheidskenmerken en invloeden daarop mensen waarschijnlijk vatbaarder maken voor intimidatie. Zowel bij de slachtoffers als de daders. “De kenmerken in het model sloegen op een extreme groep mensen met vaak psychische stoornissen, want daar is wel meer over bekend”, vertelt Kallen. “Denk dan aan psychische stoornissen als een bipolaire stoornis of neurose. Maar ook externe factoren, zoals seksueel misbruik in de jeugd en drugsgebruik.”
Maar om het model toepasbaar te maken voor een grotere en meer representatieve groep mensen, was het nodig om mensen uit de algemene populatie onder meer alledaagse omstandigheden te onderzoeken. Kallen: “Gelukkig deed zich voor ons en daarmee voor het promotieonderzoek van Kay een buitenkans voor: AVN Opleidingen ging op verzoek van de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland interventieteams trainen op weerbaarheid. En in die training zat een onderdeel specifiek gericht op intimidatie. Onderzoek in zo’n mooie al bestaande setting, met mensen die ook in hun dagelijkse praktijk met dit soort situaties te maken hebben, is heel bijzonder.”
Wat is een interventieteam?
In een interventieteam werken verschillende instanties samen. Bijvoorbeeld toezichthouders van gemeenten, politieagenten, inspecteurs van de Belastingdienst, NVWA of arbeidsinspectie en boa’s bij gemeenten. Samen pakken zij georganiseerde criminaliteit en ondermijning aan. Ze bezoeken hiervoor ook geregeld locaties waar ze met intimidatie te maken kunnen krijgen. Denk aan bedrijven die illegale goederen produceren, restaurants waar geld wordt witgewassen of huizen waarin arbeidsmigranten onder slechte omstandigheden worden ondergebracht.
Onderzoekers achter de spiegel
Wim Coopmans biedt met zijn bedrijf AVN Opleidingen de weerbaarheidstrainingen aan: “Onze training voerden we grotendeels uit op een defensieterrein in Vught. Daar stelden ze een trainingsruimte beschikbaar met een doorkijkspiegel. Die ruimte bouwden we om tot Italiaans restaurantje met een illegale goktent. Een trainingsacteur kon daar de deelnemers, uiteraard met hun toestemming, intimideren. Onderzoekers van TNO keken hierbij, ook alleen met toestemming, vanachter de spiegel mee.
“We bouwden een Italiaans restaurant na waar onze trainingsacteur deelnemers kon intimideren.”
“Tijdens de training moesten deelnemers in hun eentje een controle uitvoeren bij het Italiaanse restaurant”, vertelt Coopmans. “Als ze binnenkwamen, deden we de lamp uit en weer aan. Dan stond de acteur – een agressieve vent – opeens voor ze. En overviel ze meteen met allemaal vragen en beschuldigingen. Natuurlijk werden de deelnemers niet alleen geïntimideerd maar werden ze ook getraind in het omgaan met die intimidatie. Zowel gesprekstechnisch als met de gevolgen voor zichzelf.
Van tevoren hadden de professionals die toestemming gaven voor deelname aan het TNO-onderzoek een vragenlijst ingevuld over zichzelf. Achteraf kregen ze een vragenlijst waarin ze konden aangeven in hoeverre ze zich geïntimideerd voelden. De trainingsacteurs registreerden daarnaast de fysiek waargenomen reacties. “Zo namen uiteindelijk meer dan 200 professionals deel aan de cursus waarvan er ongeveer 140 hebben bijgedragen aan het onderzoek. Iedereen kreeg natuurlijk wel een terugkoppeling over wat de trainingsacteurs zagen in hun fysiek waargenomen reacties.”

De eerste inzichten
De eerste stap is dat TNO zo wetenschappelijk wilde toetsen dat verschillende mensen anders reageren op intimidatie. Kallen: “Hoewel de data op dit moment nog wordt geanalyseerd, zien de tussentijdse resultaten er belovend uit. Het lijkt vooralsnog dat meetbare verschillen tussen personen – zoals hoeveel ze zich over het algemeen zorgen maken – soms subtiel en soms nadrukkelijker verband lijken te houden met hun reactie op intimidatie.”
“Daarnaast zien we vanuit het intimidatiemodel dat bepaalde mensen sterker lijken te reageren op verbale intimidatie als schelden en schreeuwen. Terwijl anderen juist sterker reageren op fysieke intimidatie, zoals iemand die dreigend op je af komt stappen. We blijven natuurlijk nog verder het verband tussen het type mens en deze vormen van intimidatie onderzoeken. Verder zien we dat intimidatie wederkerig is. Een dader die merkt dat de intimidatie werkt, zal er minder snel mee stoppen dan wanneer de ontvanger onaangedaan lijkt. En dat zit hem dus ook in relatief subtiele non-verbale signalen. Ook zien we dat hoe iemand zich voelt grote invloed heeft – zit je lekker in je vel, dan ben je minder makkelijk te intimideren.”
Toegepast in de praktijk
Hoewel de wetenschappelijke uitkomsten nog op zich laten wachten, kan Wim Coopmans in zijn trainingspraktijk de eerste inzichten al toepassen. “Voor ons is bijvoorbeeld interessant dat mensen op het gebied van intimidatie te trainen blijken. We zien heel duidelijk dat mensen die al meer over weerbaarheid hebben geleerd, minder makkelijk te intimideren zijn. Door in onze trainingen nog meer te oefenen met intimiderende situaties, kunnen we mensen nog beter voorbereiden op dit soort situaties.”
“We ontwikkelen een assessment die mensen een idee geeft van de invloed die intimidatie op hen heeft.”
Maar uiteindelijk wil ook Coopmans in zijn trainingen verder gaan en inspelen op de verschillende menstypes. “Daarom willen we gebruik gaan maken van het door TNO ontwikkelde prototype-assessment. Dat is een vragenlijst die snel een idee geeft hoe mensen in elkaar zitten qua intimidatie. Wij kunnen iemand dan een specifieke training of begeleiding aanbieden. Bovendien zijn inzichten uit het assessment te gebruiken om iemand optimaal in te zetten in z’n werk – bijvoorbeeld door veel slimmer per situatie de juiste mensen in te zetten.”
Bewustwording en meer kennis
“Wim slaat de spijker op zijn kop”, stelt Kallen. “Als mensen zijn we – zoals met zoveel zaken – ook qua intimidatiegevoeligheid niet allemaal gelijk. Persoonlijke bewustwording hierover kan mensen helpen accepteren dat ze een bepaalde tolerantie voor intimidatie hebben. En dat als die relatief laag is, dat je daar iets mee zou kunnen doen. Bijvoorbeeld met een specifieke training of begeleiding.”
Bewustwording in bredere zin moet gaan ondersteunen bij de ontwikkeling van effectievere interventies. Kallen: “Bijvoorbeeld speciale trainingen voor betere weerbaarheid van boa’s op straat en inspecteurs die in mogelijk intimiderende situaties terechtkomen. Of maatregelen die het melden van intimidatie toegankelijker maken. Overigens is dit onderzoek nog maar het begin. Zoals dat in de wetenschap gaat, moet vervolgonderzoek nog meer antwoorden bieden.”
De eerste (wetenschappelijke) resultaten/publicaties worden dit najaar verwacht.
Lees meer over dit onderzoek in het artikel ‘Wat maakt iemand ontvankelijk voor intimidatie?’ van Secondant.