Ga naar de inhoud

Verbindingsbureau jaagt samenwerking tussen markttoezichthouders aan

Elke EU-lidstaat heeft sinds enige tijd een Verbindingsbureau voor markttoezichthouders op producten. Hun belangrijkste taak: de samenwerking tussen deze toezichthouders versterken, in eigen land én in Europa. Want: “De markt voor goederen is Europees. Er bestaat geen Nederlandse markt van goederen.”

Afbeelding van CE-markering

De Europese Commissie zag tussen de bomen het bos niet meer: met wie moeten we zaken doen als het gaat om het toezicht op producteisen voor veiligheid, gezondheid en milieu? In Nederland is het nog redelijk overzichtelijk, hier houden vijf instanties zich ermee bezig: de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Arbeidsinspectie. Maar Spanje, bijvoorbeeld, telt honderden van zulke organisaties. Duitsland zelfs meer dan duizend.

Logisch dus dat de Europese Commissie met een plan kwam om per land een Verbindingsbureau ofwel single liaison office op te richten, vindt Romke van der Wal, de Nederlandse liaison officer. “Als Verbindingsbureau staan we tussen de Europese Commissie en de nationale markttoezichthouders. Daarmee is er nu één aanspreekpunt, dat schept duidelijkheid en werkt effectief.”

Zelfregulerend systeem

De markttoezichthouders kregen een aantal taken mee, met als doel dat er in Europa minder producten op de markt komen die een risico vormen voor de gezondheid en veiligheid van gebruikers en voor het milieu. “Maandelijks worden er in Europa tientallen producten uit de handel gehaald, omdat ze niet veilig zijn”, zegt Erik de Beer, deputy liaison officer. “Speelgoed, vuurwerk, medische hulpmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, meetinstrumenten noem maar op. Ze hebben wel bijvoorbeeld een CE-markering, maar toch deugen ze niet altijd.”

“Uit het feit dat er zoveel producten niet veilig zijn, blijkt dat het zelfregulerend systeem niet goed genoeg werkt.”

Dat komt doordat het een zelfregulerend systeem is, zegt De Beer. “Met een CE-markering zegt een fabrikant dat zijn product voldoet aan de Europese eisen voor veiligheid, gezondheid en milieu. De producent die een markering plaatst, moet kunnen aantonen dat het product ook echt voldoet aan die eisen. Toezichthouders controleren dit steekproefsgewijs. Uit het feit dat er zoveel producten niet aan alle eisen voldoen, blijkt dat dit systeem niet altijd goed genoeg werkt.” Dat is nadelig voor consumenten en het milieu, maar ook voor producenten, voegt Van der Wal toe. “Zij moeten erop kunnen vertrouwen dat er sprake is van een level playing field. Maar als sommige fabrikanten regels aan hun laars lappen, is er geen eerlijke concurrentie.”

Onderscheppen aan de grens

Het toezicht moet dus effectiever. Daarvoor is betere samenwerking nodig tussen de markttoezichthouders, in eigen land en in Europa. In Nederland gaat het om de vijf toezichthoudende instanties én de Douane. “De Douane is onmisbaar in de samenwerking”, benadrukt De Beer. “Liefst 30 procent van alle producten komt via de haven van Rotterdam Europa binnen. Als ondeugdelijk spul daar al onderschept wordt, zijn consumenten en toezichthouders in heel Europa daarmee gebaat.”

De vijf Nederlandse toezichthouders en de Douane werken al lang met elkaar samen, zegt Liesbeth Kroon van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA), ‘klant’ van het Verbindingsbureau. “In een alliantieoverleg stemmen we onderwerpen en activiteiten op elkaar af en kijken we waar we samen kunnen optrekken. Ook voeren we controles uit op basis van gegevens van de Douane.” De NLA houdt toezicht op producten die in werksituaties gebruikt worden, denk aan machines en persoonlijke beschermingsmiddelen. Kroon: “Werkgevers en werknemers moeten erop kunnen vertrouwen dat deze producten veilig zijn.”

Als één partij optrekken

Het Verbindingsbureau moet de samenwerking in Nederland en in Europa verder versterken. Van der Wal: “We willen dit in Nederland onder meer doen door een leerlijn voor markttoezichthouders te ontwikkelen en een jaarlijkse conferentie voor markttoezichthouders te organiseren. In Europa bouwen we aan een netwerk met andere Verbindingsbureaus om kennis te delen en te ontsluiten. Op die manier willen we meer invloed uitoefenen op de ontwikkelingen in Europa.”

“In Europa bouwen we aan een netwerk met andere Verbindingsbureaus om kennis te delen en te ontsluiten.”

Inmiddels lopen er al meerdere gezamenlijke projecten, zegt De Beer. Bijvoorbeeld binnen de  energietransitie. “Denk aan laadpalen, zonnepanelen en warmtepompen. Zowel de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur als de ILT en de Nederlandse Arbeidsinspectie hebben daarbij een rol. Samen kijken we wat de trends zijn, om welke producten het gaat, wat de Europese ontwikkelingen zijn en welke risico’s spelen. Elke instantie benadert producenten nu nog afzonderlijk, maar uiteindelijk moeten ze als één partij optrekken. Dat is ook fijn voor de fabrikant.”

Alles volgens de strategie

De markttoezichthouders werken in de toekomst met het Verbindingsbureau ook aan gemeenschappelijke kaders. Het eerste is in voorbereiding, voor het anoniem aankopen op internet. Ook gaan de organisaties de mogelijkheden onderzoeken om data te verzamelen en te delen voor het opstellen van marktbeelden en risicoanalyses. Dit alles staat in de eerste nationale markttoezichtstrategie. De Europese Commissie heeft als eis dat elke lidstaat, via haar Verbindingsbureau, minstens een keer per vier jaar een strategie aanlevert. 

“De strategie is opgesteld op basis van input van de vijf marktoezichtautoriteiten en de Douane”, zegt Van der Wal. “Wij hebben een eerste versie geschreven, en die is na meerdere sessies en interviews aangescherpt en vastgesteld. Dat gezamenlijk opstellen van de strategie heeft de samenwerking verstevigd. Het is echt hún strategie.” Liesbeth Kroon: “En die vormt ook de basis voor de eigen plannen van de markttoezichthouders; alles wat we doen, moet binnen de strategie passen.”

Digitaal productpaspoort

Van der Wal, De Beer en Kroon zijn blij met het Verbindingsbureau. Kroon: “Het bureau kan op Europees niveau de ‘systeem-vraagstukken’ aan de orde stellen. Hoe gaan we bijvoorbeeld om met het toezicht op Europese conformiteitsbeoordelingsinstanties? Of hoe worden fabrikanten goed geïnformeerd over de verschillende productverordeningen waaraan een product moet voldoen? In het werkplan van de EUPCN staat dit nu op de agenda.” De Beer vult aan: “We zijn voor de toezichthouders het voorportaal naar Europa. We vertegenwoordigen hen binnen het EUPCN, het EU Product Compliance Network, en we houden Europese ontwikkelingen goed in de gaten. Samen met de Nederlandse toezichthouders beoordelen we wat die ontwikkelingen voor hen betekenen.”

“We zijn voor de toezichthouders het voorportaal naar Europa.”

Mooi voorbeeld is de komst van een digitaal productpaspoort. Van der Wal: “Producten krijgen straks een QR-code die toegang geeft tot allerlei informatie: waar is het product van gemaakt, waar en wanneer is het geproduceerd, de voorwaarden, de gebruiksaanwijzing, noem maar op. Dit scheelt massa’s papier en maakt het toezicht ook makkelijker. Op Europees niveau denken we na hoe het er precies uit komt te zien en hoe we het gaan invoeren.” Die Europese samenwerking is cruciaal voor een adequaat toezicht, vindt hij. “De markt voor goederen is Europees. Er bestaat geen Nederlandse markt van goederen.”