Nederlandse consumenten zijn dol op goedkope producten uit Azië die via e-commerceplatforms als Shein en Temu ons land binnenkomen. Maar de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) luidde dit voorjaar de noodklok: veel producten zijn gevaarlijk, niet duurzaam en zorgen voor oneerlijke concurrentie. Met een signaalrapportage riepen ze samen met andere inspecties én de Douane de politiek op tot actie.

De Douane zag in 2024 maar liefst 1,1 miljard pakketjes van niet-Europese e-commerceplatforms voorbijkomen. Dat komt neer op zo’n drie miljoen pakketjes per dag. En het aantal blijft groeien. Een ernstig probleem, vindt Mattheus Wassenaar, inspecteur-generaal van de ILT. “Uit inspecties en onderzoeken blijkt dat ruim 85 procent van die producten niet voldoet aan Europese normen voor productveiligheid en duurzaamheid. Denk aan kinderspeelgoed met te veel lood, lekkende fietsaccu’s of stekkers die spontaan in brand vliegen.”
De toestroom van pakketjes zorgt ook voor veel extra afval: de kwaliteit laat vaak te wensen over, dus producten belanden snel in de prullenbak. “Daarnaast werkt het oneerlijke concurrentie in de hand. Spelers op de Aziatische markt lappen Europese regels rond veiligheid en duurzaamheid aan hun laars, waardoor ze goedkoop kunnen produceren. Bovendien gebruiken ze misleidende marketingtactieken. Dat zorgt voor een oneerlijk speelveld voor Europese bedrijven.”
Toezicht op producten: deze inspecties werken eraan
Van speelgoed tot zonnebrillen en van boormachines tot bouwmaterialen: in Europa gelden strikte eisen voor de veiligheid en duurzaamheid van producten. In Nederland is het toezicht verdeeld over vijf toezichthouders de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA).
Onmogelijke opdracht
De inspecties en de Douane kunnen hier nauwelijks tegen optreden of op handhaven. Volgens Wassenaar loopt de Europese kwaliteitsketen hier spaak. “Ons toezicht werkt alleen als we bedrijven kunnen aanspreken op de Europese wet- en regelgeving. Maar achter die commerciële e-commerceplatforms zitten partijen die zich daar niets van aantrekken – en die kunnen wij niet aanpakken.”
De inspecties en Douane werken samen bij controles aan de grens. De Douane kan producten aan de grens tegenhouden en doet dat op basis van signalen van de inspecties, die kennis hebben van productregelgeving. “Maar het is onmogelijk om drie miljoen pakketjes per dag te controleren.”
Gezamenlijke waarschuwing
De problemen vragen om politieke actie op landelijk en Europees niveau, concludeerden Wassenaar en de verschillende inspecties. Daarop sloegen vijf toezichthouders (zie kader) en de Douane de handen ineen. Zij schreven een gezamenlijk signaal aan de minister van Economische Zaken. Ze schakelden daarbij de hulp in van het Verbindingsbureau, een samenwerkingsverband van Nederlandse markttoezichthouders en de Douane dat gericht is op Europees producttoezicht. Erik de Beer is daar als deputy liaison officer betrokken bij de rapportage. “Wij hielpen om alle signalen van verschillende inspecties te bundelen tot één verhaal.”
“Met een signaalrapportage roepen we de politiek op om in actie te komen.”
Het signaal geeft een schets van de problemen, risico’s en oorzaken. “We vragen de minister hierin om een integrale aanpak”, licht De Beer toe. “Met een rol voor toezichthouders en Douane én voor platforms, fabrikanten, consumenten en andere Europese landen.” De rapportage bevat geen concrete maatregelen, maar is bedoeld om in gesprek te gaan. Wassenaar: “Het is geen beleidsvoorstel, maar biedt wel oplossingsrichtingen. We moeten zorgen dat de instroom van producten die via dit soort platforms op de Europese markt komen, beter beheersbaar wordt, dat de kwaliteit omhoog gaat en dat er een Europese vertegenwoordiger is die we kunnen aanspreken. Daarvoor moeten alle partijen in het stelsel, inclusief de consument, in actie komen. Dat kan alleen als iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt.”

Lees ook:
Relevante artikelen
Samenwerking vraagt lef
“Wij brengen regelmatig signaalrapportages uit. Als we als ILT iets zien wat we niet zelf kunnen oplossen, leggen we dat op tafel bij de politiek. Wij vinden dat dat hoort bij onze rol als toezichthouder”, zegt Wassenaar. “Maar voor de andere inspecties was het spannender. Niet elke organisatie is gewend om zo’n politiek signaal af te geven.” Dat heeft vooral te maken met hoe strikt sommige toezichthouders hun eigen verantwoordelijkheid afbakenen.” Die verschillen werden duidelijk bij het opstellen van de rapportage, vertelt De Beer. ILT nam het voortouw, andere inspecties leverden input. “De ene inspectie wilde alles tot drie cijfers achter de komma onderbouwen. De andere vond snelheid juist belangrijk. En sommige inspecties moesten veel intern schakelen en afstemmen: kunnen we dit zo wel doen?”
“Door samen zo’n rapportage te maken, groei je als inspecties naar elkaar toe.”
Het hielp dat de toezichthouders al samenwerkten via het Verbindingsbureau. De Beer: “We hadden al overleg op verschillende niveaus – van werkvloer tot management, inspecteurs-generaal en directeuren van de Douane. Daardoor konden we snel schakelen en in twee maanden tijd deze signaalrapportage opstellen.” Het gezamenlijke proces versterkte de onderlinge relaties. “Je groeit een beetje naar elkaar toe. Als je samen een rapport opstelt, ga je beter begrijpen hoe de ander werkt en denkt. Daardoor weet je elkaar weer sneller te vinden op andere onderwerpen.”
Toch effect
Had de signaalrapportage het gewenste effect? “Niet meteen”, vertelt Wassenaar. “Wij sturen een signaalrapportage altijd eerst aan de minister. Die stuurt het daarna door naar de Kamer. Tegelijkertijd publiceren wij het signaal op onze eigen website. De eerste reactie van de minister was vooral dat toezicht het moest oplossen en dat de consumentenvrijheid niet in het gedrang kon komen. Dat vond ik op z’n zachtst gezegd jammer.” Toch bleef het daar niet bij. “De Tweede Kamer pakte de rapportage wél op en stelde vragen aan de minister. Tegelijkertijd viel ook in Brussel het kwartje. “Ik ben bij de Europese Commissie langsgegaan om de urgentie te benadrukken. Daar waren al wetsvoorstellen in de maak, zoals de afschaffing van de invoervrijstelling voor niet-Europese producenten, en de aanstelling van Europese aanspreekpunten. Dat liep mooi gelijk op.”

“Inspecties zijn de ogen en oren van de samenleving en zien eerder waar het misgaat.”
Ook in de media kreeg de rapportage aandacht, via Nieuwsuur en artikelen in landelijke dagbladen. “Die media-aandacht zoeken we als inspectie actief op. Zeker bij dit onderwerp, waar consumenten ook een grote rol in hebben. Want hoe minder bestellingen zij doen, hoe minder pakketjes er hier de grens over komen.”
Laat je horen
Voor andere toezichthouders hebben Wassenaar en De Beer wel een boodschap: “Inspecties en toezichthouders: laat van je horen. Wij zijn de ogen en oren van de samenleving en zien als toezichthouders vaak eerder waar het misgaat. Het is onze taak om dit aan de kaak te stellen. Door samen een signaal af te geven, kun je echt iets in beweging zetten.”