Ga naar de inhoud

Contactinspecteurs werken aan effectief onderwijs

Vraagbaak, sparringpartner, wegwijzer: contactinspecteurs bij de Inspectie van het Onderwijs zijn het allemaal. Door in gesprek te blijven met schoolbesturen en signalen op te pikken, is de inspectie op de hoogte van wat er speelt. Een sprekend voorbeeld van hoe toezichthouder en ondertoezichtstaande samen werken aan onderwijskwaliteit. Hoe geeft de inspectie dat vorm? Twee contactinspecteurs delen hun ervaringen.

Schoolbord met daarvoor een gele tas en schoolspullen

Een relatiemanager die stevig in de inhoud zit, zo omschrijft Younes Jaâter zijn werk als contactinspecteur voortgezet onderwijs bij de Inspectie van het Onderwijs (IvhO). “In deze rol ben je het eerste aanspreekpunt voor een aantal schoolbesturen. Ze komen bij contactinspecteurs met vragen of als ze iets willen bespreken. Van vragen over de procedure bij een schorsing tot ons informeren over media-aandacht na een incident. Omgekeerd neemt de contactinspecteur als eerste contact op als de inspectie iets wil bespreken.”

Het is geen aparte functie, benadrukt Jaâter. “Alle inspecteurs doen regulier toezicht en zijn daarnaast contactinspecteur voor een aantal schoolbesturen. Elke school heeft er één. De inspecteur is ook betrokken bij het toezicht op scholen en besturen waar diegene contactinspecteur voor is.”

Samen voor kwaliteitsonderwijs

Het werk van een contactinspecteur gaat verder dan alleen aanspreekpunt zijn. “We ondersteunen schoolbesturen structureel en zoeken elkaar buiten inspectiebezoeken op als dat nodig is”, vertelt Mirjam Timmerman, inspecteur primair onderwijs en contactinspecteur in Noord-Brabant en Limburg. “Dat doen we als er niet direct iets aan de hand is, maar we bespreken het ook als we opvallende zaken zien in resultaten van eindtoetsen, examens en veiligheidsmetingen. Constateren we risico’s, dan maken we afspraken over vervolgtoezicht.”

“We zien er niet alleen op toe dat scholen zich aan de wet houden, maar dragen actief bij aan onderwijskwaliteit.”

De rol past bij de bredere opdracht van de inspectie, legt Timmerman uit. “We zien er zo niet alleen op toe dat scholen zich aan de wet houden, maar dragen actief bij aan onderwijskwaliteit. Die stimulerende opdracht is vastgelegd in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Door dit soort gesprekken krijgen we meer inzicht in de uitdagingen en ontwikkelingen waar schoolbesturen mee te maken hebben. Daarnaast bouwen we aan een goede relatie. Besturen weten dat ze bij je terecht kunnen en dat is essentieel als je samen het onderwijs wilt verbeteren.”

Trends ontdekken

Contactinspecteurs signaleren op deze manier ook regionale trends en uitdagingen op bestuurs- en schoolniveau, waardoor ze problemen of verdere escalatie kunnen voorkomen, vertelt Timmerman. “Zo kreeg ik van verschillende besturen meldingen over leerlingen die problemen hadden op school en thuiszaten. Als we een ontwikkeling zien die de kwaliteit van het onderwijs raakt, grijpen we in. In dit geval was er een patroon: het bleek dat leerplichtambtenaren van de gemeente hun handhavende taak niet vervulden en dat de afspraken hierover onduidelijk waren. Als contactinspecteur heb ik korte lijntjes, dus ik bracht de besturen en de gemeente met elkaar in gesprek, waardoor die heldere afspraken er wel kwamen.”

Samen op inspectiebezoek

Contactinspecteurs gaan ook mee naar reguliere inspectiebezoeken op ‘hun’ scholen. “Een collega-inspecteur leidt het onderzoek. Wij zijn onderdeel van het onderzoeksteam voor de nodige context.” Dat waarderen besturen, merkt Jaâter. “Zo kreeg een havo-afdeling de opdracht om hun onderwijs te verbeteren na een onvoldoende beoordeling. Na een jaar kwamen we terug voor vervolgonderzoek. De bestuurder was bezorgd dat het onderzoeksteam niet alle informatie en context mee zou krijgen over hoe ze aan die verbetering hadden gewerkt. Als contactinspecteur ken ik die achtergrond en dat perspectief neem ik mee naar het onderzoek. Dat was én waardevol voor het onderzoek én het gaf de bestuurder meer vertrouwen in onze beoordeling.”

“We helpen scholen op weg, maar gaan niet op de stoel van de onderwijsontwikkelaar zitten.”

Grenzen bewaken

Zo’n open en benaderbare houding heeft dus voordelen, maar hoe zorg je ervoor dat je als toezichthouder onafhankelijk en objectief blijft en je niet oneigenlijk laat beïnvloeden? “Een zekere afstand moet je altijd bewaren”, meent Timmerman. ”Als we twijfelen over onze rol, overleggen we intern met collega’s. Zo geven we ook geen inhoudelijk advies over onderwijs, maar zijn meer een soort wegwijzer, omdat we goed overzicht hebben van de regio en de ontwikkelingen binnen scholen. Een schoolbestuur met een vraag over een onderwijsconcept kunnen we doorverwijzen naar een andere school die daarmee bezig is. Zo helpen we scholen op weg, maar gaan we niet op de stoel van de onderwijsontwikkelaar zitten.”

In beeld blijven

Niet elke school wordt stelselmatig of periodiek bezocht, zo bleek eind 2024. Maar dat wil niet zeggen dat deze scholen buiten beeld van de inspectie vallen. “Zorgen voor goed onderwijs omvat meer dan een periodiek ‘koud’ inspectiebezoek. In ons contact met schoolbesturen signaleren we risico’s en kunnen we aan de bel trekken. Natuurlijk zijn er uitdagingen, onder andere door onze beperkte capaciteit. Dat dwingt ons om keuzes te maken in welke scholen we vaker of minder vaak bezoeken. Maar contactinspecteurs houden zo wel vinger aan de pols.”

“De kwaliteit verbeteren van het onderwijs is een gedeelde verantwoordelijkheid.”

Verantwoordelijkheid delen

De contactinspecteurs hebben hun toegevoegde waarde bewezen, menen Timmerman en Jaâter. “Als inspectie hebben we meer zicht op trends en risico’s. Bijvoorbeeld rondom het lerarentekort. Daarover komen vaak signalen binnen, dus brengen we die informatie samen en delen we die intern. Voor scholen geeft de contactinspecteur vertrouwen, besturen kunnen laagdrempelig en tijdig vragen stellen of problemen met ons delen. Zo wordt samenwerken aan onderwijskwaliteit een gedeelde verantwoordelijkheid, in plaats van dat we eenzijdig controleren en naleving afdwingen.”

Bruikbare inzichten voor andere inspecties

Welke waardevolle inzichten deed de Inspectie van het Onderwijs op, waar andere inspecties hun voordeel mee kunnen doen? De belangrijkste op een rij:

  1. Het wederzijdse vertrouwen groeit als je regelmatig contact hebt met ondertoezichtstaanden. Zij ervaren de ruimte om eerlijk te zijn over uitdagingen, waardoor toezichthouders een beter beeld krijgen van de situatie op scholen.
  2. Via contactinspecteurs leren toezichthouders de context van hun ondertoezichtstaanden beter kennen. Dit voorkomt dat toezichthouders bij inspectiebezoeken ‘koud binnenkomen’ en het helpt om maatregelen af te stemmen op de situatie.
  3. Contactinspecteurs signaleren trends, knelpunten en patronen. Hierdoor kunnen toezichthouders risico’s signaleren en escalatie voorkomen.
  4. Open communicatie en samenwerking met ondertoezichtstaanden vergroten het gevoel van gedeeld eigenaarschap. Je werkt meer samen aan verbeteringen, waardoor beide partijen zich meer betrokken voelen.