Ga naar de inhoud

Lessen van een Interventieteam: vind meer dan verwacht

Arbeidsmigranten beschermen én ondermijning tegengaan. Dat was het doel van het project Buitenom waarin overheidsorganisaties uit het LSI-convenant nauw samenwerkten in de aanpak van illegale huisvesting. De LSI-partners verenigd in een Interventieteam vonden nauwelijks ondermijning, maar wel slechte leefomstandigheden voor arbeidsmigranten. Toch levert het project belangrijke lessen op voor de aanpak van gemeentelijke problemen.

Slaapkamer illegale huisvesting

Leegstaande panden zijn vaak broedplaatsen voor van alles wat het daglicht niet kan verdragen. In Noord-Brabant worden ze regelmatig gebruikt voor wietplantages en drugslaboratoria. Dit soort gebouwen zijn daarnaast populaire plekken om arbeidsmigranten illegaal onder te brengen. Vaak gaat dat gepaard met misstanden, zoals overbewoning, gevaarlijke situaties, zorgproblematiek en slechte hygiënische en sociale omstandigheden. Het project Buitenom moest helpen bij het opsporen van ondermijning én misstanden.

Het project

“Een onderzoek naar ondermijning in Brabant was de aanleiding om het project Buitenom te starten. Zes gemeenten van de Meijerij namen deel, namelijk Boxtel, Haaren, Heusden, Meierijstad, Sint-Michielsgestel en Vught”, vertelt Fred Emmerik. Hij was projectleider van het project Buitenom namens het Kenniscentrum Handhaving en Naleving (KCHN) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). “Het idee achter Buitenom? Een hechte samenwerking tussen partners uit de landelijke stuurgroep interventieteams (LSI), waaronder gemeenten, de politie, de Inspectie SZW, de Belastingdienst, het UWV en de Sociale Verzekeringsbank. Samen vormden zij een Interventieteam dat door KCHN werd ondersteund.”

“De andere partners waren niet bij de controles, maar we verzamelden wel informatie voor hen.”

Hieronder een korte reconstructie van het project en welke belangrijke lessen het biedt voor volgende samenwerkingen op grond van het LSI-convenant:

Wie er hecht samenwerkten

Gemeenten en de politie droegen het project. Emmerik: “De gemeente had een lijst met adressen waar ze vraagtekens bij hadden. Die lijst baseerden ze op inschrijvingen in de basisregistratie en op gegevens over panden waar niemand ingeschreven stond. De politie vulde de lijst van de gemeente aan met hun eigen verzameling verdachte adressen. Deze informatiedeling is mogelijk dankzij het LSI-convenant. Op alle locaties van de samengevoegde lijsten voerden politie en handhavers van de gemeente gezamenlijke controles uit. De andere partners waren hier niet bij aanwezig, maar we verzamelden wel informatie voor hen. Aan de hand van vragenlijsten haalden we extra gegevens op, zoals salarisstroken en huurcontracten, plus informatie over werkgevers die migranten huisvestten. Ontdekten we tijdens de controles bepaalde patronen, dan deelden we die met andere partners uit het Interventieteam. Een patroon is bijvoorbeeld dat een werkgever of tussenpersoon regelmatig dezelfde fouten begaat in de omgang met arbeidsmigranten.”

“Een paar keer troffen we uitbuiting aan, meestal in de vorm van inhoudingen op het salaris. Soms zoveel dat migranten hun werkgever juist moesten betalen.”

Wat er werd aangetroffen

Tijdens 24 avonden, verdeeld over een jaar, onderzochten politie en gemeentes 59 officieel leegstaande panden. Ze controleerden daarbij 406 mensen. Ze troffen tijdens de controles nauwelijks ondermijning aan, in de zin van vermenging van boven- en onderwereld. Maar er kwamen wel volop misstanden aan het licht. Een greep uit de resultaten: op een locatie mochten werknemers alleen in huisvesting van de werkgever wonen, wat tot een te grote afhankelijkheid van de werkgever leidt. Op een aantal plekken was er sprake van slechte woonomstandigheden. Een paar keer was er sprake van uitbuiting, meestal in de vorm van inhoudingen op het salaris. Soms zoveel dat het nettoloon minus de inhouding aan het eind van de maand betekende dat migranten hun werkgever juist moesten betalen. Ook waren op enkele plekken de leefomstandigheden erg slecht, zo werden een moeder en kind die in erbarmelijke omstandigheden leefden, direct elders ondergebracht.”

“Misschien is de eerste les wel dat je niet altijd vindt wat je zoekt.”

De vier geleerde lessen

Het LSI-convenant bestaat zodat partijen die zich bij het convenant hebben aangesloten kunnen samenwerken, een project als Buitenom is dus niet nieuw. Er zijn vaker samenwerkingen tussen partners uit het convenant. Ook is het KCHN vaker een verbindende factor tussen die partijen. In het project Buitenom was de focus op de aanpak van ondermijning wél nieuw. “Misschien is de eerste les wel dat je niet altijd vindt wat je zoekt”, stelt Emmerik. “Maar een project kan wel heel veel andere zaken opleveren, zoals ook nu bleek.” Dit zijn de vier belangrijkste lessen van project Buitenom voor andere LSI-partners die ook samenwerken binnen een Interventieteam, of dat van plan zijn te gaan doen:

1. Schrijnend onrecht komt aan het licht

Nauwe samenwerking tussen gemeenten en partijen in een Interventieteam is dé manier om grote misstanden te ontdekken. Emmerik: “Een belangrijke conclusie, het is ongelofelijk wat we elkaar als mensen soms aandoen. Ik ben blij dat we daar met deze actie bij verschillende schrijnende gevallen een eind aan konden maken en dat mensen er een beter leven voor terugkregen.”

2. Samen zie je meer

Door de samenwerking leren deelnemende partijen breder te kijken naar problematiek. Emmerik: “Doordat hier zoveel partijen bij betrokken waren, zie je meer. Een gemiddelde wijkagent checkt bij een controle van een leegstaand gebouw de legitimatiebewijzen, maar zal niet snel vragen naar salarisstroken of huurcontracten. Terwijl andere instanties daar weer heel veel mee kunnen. Door samen breder te kijken bereik je meer.”

3. Je leert van elkaar

Tijdens dit project voerden de gemeente en politie de controles uit. Emmerik: “Maar ik zie nu achteraf dat het heel waardevol was geweest als ook de andere partners een aantal keer mee waren gegaan. Dan hadden ze kunnen aangeven waar iedereen op kon letten. Als je tijdens een controle voor een andere instantie kijkt zonder dat daarvan een vertegenwoordiger aanwezig is, mis je sneller iets. Het is immers niet je dagelijkse werk. Ik zou bij toekomstige projecten, ook in andere gemeenten, zeker aanraden om zo nu en dan de andere partners mee te nemen op een controle.”

4. Doorpakken is belangrijk

“Je leert veel als je een jaar lang controles uitvoert in zes gemeenten”, stelt Emmerik. “Het is zonde als je die lessen niet borgt in procedures. Het is belangrijk om door te pakken, ook na afloop van een project. Bijvoorbeeld door op lokaal niveau afspraken te maken over vervolgcontroles of samenwerkingen. Maar ook door elkaar op te zoeken. Zo zouden een afgevaardigde van Burgerzaken, iemand van Publiekszaken, maar ook van de sociale woningbouwvereniging en de wijkpolitie maandelijks samen kunnen komen. Elke partij kan vanuit de eigen database informatie aanleveren om zo misstanden makkelijker op het spoor te komen.”

Het LSI-convenant

Bestaat sinds 2003. In het convenant is overeengekomen dat verschillende partijen samenwerken. Zij zijn de zogenaamde LSI-partners en bestaan uit: het ministerie en inspectie van SZW, het UWV, de SVB, de Belastingdienst, het ministerie van Veiligheid en Justitie, de IND, de politie, het OM en steeds meer gemeenten. Zij werken samen in Interventieteams aan de aanpak van fraude met onder andere premies, belastingen, toeslagen en uitkeringen. Ook willen ze overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden aanpakken.