Kan de toezichtpraktijk uit de voeten met wat een nieuwe regel voorschrijft? Regelreflex stelt de lens scherp. En zoomt in op de (onbedoelde) effecten.

Kindermisbruik in het ‘t Hofnarretje bracht heel Nederland – op de kop af vier jaar geleden – in shock. Het ‘vierogenprincipe’ is er een regelrecht gevolg van. Sinds 1 juli 2013 moet het altijd mogelijk zijn dat een andere volwassene meekijkt of meeluistert. Hoe werkt dit in de toezichtpraktijk?
- Heeft tot doel om situaties te voorkomen waarin de gelegenheid bestaat tot het plegen van (seksueel) misbruik of mishandeling bij kinderen in de dagopvang.
- Stelt verplicht dat een tweede volwassene moet kunnen meeluisteren of meekijken op de groep. Dat hoeft geen pedagogisch opgeleide collega te zijn. Het kan bijvoorbeeld een vrijwilliger, stagiaire of ouder zijn.
- Geldt voor kinderdagverblijven en voor kleinschalige kinderopvang instellingen. Het risico op misbruik in de buitenschoolse opvang en de peuterspeelzaal zou kleiner zijn doordat er geen slaapplekken zijn en minder verzorgingsmomenten.
- Inmiddels is duidelijk dat de regel vanaf 1 juli 2015 ook voor peuterspeelzalen geldt.
Als een GGD-inspecteur bij een controle een pedagogisch medewerker alleen op de groep aantreft, betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat sprake is van een overtreding. “Het vierogenprincipe is ruim omschreven”, legt beleidsadviseur Petra ter Bekke van GGD GHOR Nederland uit. “Er moet altijd iemand – een volwassene – ‘kunnen’ meeluisteren of meekijken. Dat is voor nogal wat uitleg vatbaar”, beaamt ze. “Toch heeft deze ‘kan’-formulering een belangrijk voordeel. Het laat ruimte voor maatwerk en past bij de focus op kwaliteit. Van de inspecteur ter plaatse vraagt dit een professioneel oordeel over of het dagverblijf voldoende doet om het vierogenprincipe in praktijk te brengen.”
Er zijn ondernemers die flink geïnvesteerd hebben om aan deze regel te voldoen, weet Ter Bekke. Sinds het vierogenprincipe als regel verplicht is, hebben kinderdagverblijven diverse maatregelen genomen, zoals ook Topkids in Utrecht: “Extra personeel aantrekken om aan de regel te voldoen, dat zou voor ons echt te duur zijn”, vertelt vestigingsmanager Mirella Saffrie. Het kon ook anders: “Cameratoezicht was al aanwezig op onze vijf vestigingen. Daar hebben we nu de functionaliteit aan toegevoegd om zelf te monitoren. Als het nodig is kan ik inloggen, zodat er een extra paar ogen en oren opmerkt wat er in de groep gebeurt.”
Wie houdt er toezicht op de kinderopvang?
Nederland telt ongeveer 670.000 kindplaatsen, dat varieert van dagverblijf en buitenschoolse opvang tot gastouderbureau. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op en handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang. De GGD controleert of bestaande en nieuwe instellingen aan alle eisen voldoen.
De Inspectie van het Onderwijs onderzoekt of gemeenten en GGD de taken goed uitvoeren. GGD GHOR Nederland adviseert en ondersteunt de regionale GGD’en bij uitvoering van hun (toezichts)taken.
Wat Saffrie van kinderopvang Topkids lastig te verkroppen vindt is dat inspecteurs soms maar nauwelijks lijken te beseffen wat het vraagt om alle regels goed na te leven. “We zijn er echt op gespitst om mee te ontwikkelen met wat gemeente en GGD willen als het gaat om de veiligheid van het kind”, vertelt ze. Onduidelijkheid over wat er nu precies bij wet is geregeld maakt het niet makkelijker. Bijvoorbeeld: investeren in zoiets als cameratoezicht is niet per definitie de garantie dat de GGD als inspecteur tevreden is. “Een maatregel kan op verschillende plekken verschillend uitpakken”, licht Ter Bekke toe. “Worden de beelden überhaupt bekeken? Het gaat hier echt om een professionele oordeelsvorming door de inspecteur.”
De introductie van de nieuwe regel zorgde voor de nodige onzekerheid. ‘Doe ik het goed?’ Of ‘Waarom moet ik steeds in de gaten gehouden worden?’. GGD GHOR Nederland stelde een leidraad op als ondersteuning voor de inspecteur. Ter Bekke: “Voor ons is in de leidraad de insteek: het gaat niet om de middelen ‘an sich’ die je inzet om meeluisteren of meekijken te regelen, maar om de doelstelling. Als de inspecteur merkt dat je maatregelen neemt en het serieus oppakt, samen met de ouders en je personeel, dan komt daar een positief oordeel uit.”
Over het belang van de regel zegt Ter Bekke: “Het draagt bij aan het bewustzijn dat kindveiligheid alertheid vraagt, en dat daar een open aanspreekcultuur bij hoort.” Je moet het wat haar betreft vooral zien als onderdeel van de combinatie van maatregelen die zijn getroffen, zoals ook de continue screening op iedereen die in een kinderdagverblijf werkzaam is. Op 17 november is er een brief naar de Tweede Kamer gestuurd waarin minister Asscher (SZW) onder andere rapporteert over de continue screening. “De recente cijfers laten zien dat er door te screenen een noemenswaardig aantal mensen uit wordt gepikt waarbij blijkt dat er een bezwaar is om hen toe te laten in de kinderopvang. Dan kun je stellen dat het er veiliger op wordt”, oordeelt Ter Bekke.