Ga naar de inhoud

Open norm getackeld voor designerdieren

Wanneer zijn de pootjes van een hond of kat te kort? Of de snuit te plat? Zodra de gezondheid en het welzijn van een dier in het geding komt, zegt de Wet dieren. Maar deze open norm was zo vaag dat de NVWA nooit een fokker kon berispen. Tot afgelopen zomer. Wat is er veranderd? De NVWA heeft de open norm getoetst met hulp van externe deskundigen én het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) vulde de norm iets verder in.

Drie naaktkatten op een stoel

Designerdieren zijn er in eindeloos veel soorten en maten, al gaat het wel bijna altijd om rashonden en -katten. Die worden op uiterlijke kenmerken gefokt, zodat ze een schoonheidsideaal bereiken. Een platte snuit, bijvoorbeeld. Of korte poten, gevouwen oren, kleine schedeltjes, zonder snorharen. Maar deze kenmerken leveren vaak lichamelijke problemen op. Zo kunnen de dieren soms niet goed lopen of ademen. Of ze hebben altijd hoofdpijn. “Omdat er zoveel verschillende rassen zijn, met ieder hun eigen problemen, kunnen we niet al die verschillende rassen bij fokkers controleren”, stelt Simone Plantinga, senior inspecteur bij de NVWA.

Het probleem van de open norm

Een tweede probleem voor het toezien op en het eventueel berispen van fokkers is de open norm waarop de NVWA het toezicht moest baseren. Plantinga: “In de wet staat dat het verboden is om ‘te fokken met gezelschapsdieren op een wijze waarop het welzijn en de gezondheid van het ouderdier of de nakomelingen wordt benadeeld.’ Deze open norm omschrijft niet in detail wat er onder welzijn en gezondheid wordt verstaan. De enige specificatie is dat de dieren geen ernstige erfelijke, uiterlijke en gedragsafwijkingen mogen hebben en doorgeven aan nakomelingen. Plantinga: “Maar het verband tussen de afwijking en het effect op welzijn en gezondheid was zo lastig aan te tonen, dat we bij geen enkel handhavingsverzoek of melding een fokker daadwerkelijk op de vingers konden tikken. Dan ontbrak het wetenschappelijk bewijs dat een dier bijvoorbeeld niet goed kon ademen of springen.”

“De open norm was zo vaag dat we bij geen enkel handhavingsverzoek een fokker daadwerkelijk op de vingers konden tikken.”

En het zijn niet alleen de honden en katten waarvoor open normen gelden. “Zo’n norm zie je veel als het om dieren gaat”, vertelt Plantinga. “Zoals voor de grootte van stallen of hokken. Er staat dan dat ze niet te klein mogen zijn, maar specifieke maten ontbreken. En zolang de sector zelf niet met een invulling van de norm komt, moet de NVWA wel externe deskundigen raadplegen die wetenschappelijk onderbouwen wat de behoeften van dieren zijn. Zo is in de afgelopen periode bijvoorbeeld een externe deskundigenverklaring opgesteld die een wetenschappelijke onderbouwing geeft voor huisvesting van roofvogels en uilen. In het verleden hebben we dat ook gedaan voor de vraag hoe lang een hond in een bench mag verblijven.”

In zee met externe deskundigen

De hulp van deskundigen leidde recent ook tot een betere handhaving van de open norm voor het fokken met gezelschapsdieren. Zo kon de NVWA afgelopen zomer een fokker van de kattensoort Bambino Sphynx op de vingers tikken. Deze kattensoort is kaal, heeft korte pootjes en geen snorharen. Hij kan daardoor niet springen, verbrandt snel in de zon en mist een essentieel tastzintuig, de snorharen. De NVWA kreeg een handhavingsverzoek van dierenrechtorganisatie Dier & Recht voor deze kattensoort en riep de hulp in van de Universiteit Utrecht (UU). Onderzoekers van de faculteit diergeneeskunde toonden aan dat voor de Bambino Sphynx schadelijke erfelijke kenmerken zijn geselecteerd.

De hulp van deskundigen leidde recent tot een betere handhaving van de open norm voor het fokken met gezelschapsdieren.

Deze deskundigenverklaring gaf de NVWA genoeg houvast om de fokkers van dit beestje aan te spreken en een schriftelijke waarschuwing te geven. Hierop stopten de fokkers met het fokken van de Bambino Sphynx. Mochten ze toch weer katten van dit ras fokken, dan leidt het tot een boete.

De wetgever in actie

Maar hoe kan er nou gehandhaafd worden op die eindeloos lange lijst van katten- en hondenrassen, als voor elke soort apart moet worden bepaald waaraan de dieren moeten voldoen? Het antwoord ligt grotendeels bij het ministerie van LNV, de wetgever die de open norm wél mag invullen. Plantinga: “Dat heeft het ministerie inmiddels gedaan voor een belangrijke groep dieren op de lijst, namelijk kortsnuitige honden zoals bijvoorbeeld de populaire Franse bulldog en de mopshond. Het ministerie heeft de faculteit diergeneeskunde van de UU vorig jaar gevraagd te onderzoeken wat de criteria zijn voor gezonde kortsnuitige honden. Daar rolde een lijst van zes criteria uit. En omdat het ministerie hiervoor opdracht gaf, geeft dit advies ons de mogelijkheid om zonodig handhavend op te treden tegen fokkers van alle kortsnuitige honden.”

Het onderzoek had nog meer impact op handhaving. Na publicatie van de rapportage kregen NVWA-dierenartsen een speciale workshop op de faculteit. Daarin leerden ze hoe ze de zes criteria voor een gezonde kortsnuitige hond kunnen onderzoeken. Ze leerden onder andere waar ze op moeten letten bij ogen en oren. En bijvoorbeeld hoe ze het kopje van zo’n dier moeten meten. “Omdat we zo weinig konden handhaven bij designerdieren, hebben onze dierenartsen en inspecteurs daar te weinig ervaring mee”, legt Plantinga uit. “Het team dat hier verantwoordelijk voor is, houdt zich voornamelijk bezig met illegale hondenhandel, een heel andere tak van sport. Naar aanleiding van de sessie op de universiteit is een handleiding opgesteld voor dierenartsen die hen ook in de toekomst helpt bij de controles van kortsnuitige honden.

Dierenartsen, branche en maatschappij aan zet

Een deel van de oplossing bij deze open norm is dus tóch het invullen van de norm door de wetgever. Maar, benadrukt Plantinga, de NVWA staat in de tussentijd niet machteloos. Een andere weg om de fokkerij van desigenerdieren te ontmoedigen is via dierenartsen. “We hebben contact met de koepel van dierenartsen om hun leden te informeren over designerdieren met problematische afwijkingen. Hopelijk bereiken we daarmee dat steeds meer dierenartsen fokkers van dit soort dieren niet meer ondersteunen met bijvoorbeeld hormoonmetingen of geplande keizersneden.”

“Een belangrijk doel is ook het veranderen van de publieke opinie. Als er geen vraag meer is naar dit soort dieren, worden ze ook niet meer gefokt.”

Vanuit de maatschappij en dierensector zijn ook steeds meer geluiden tegen designerdieren. Zo is er FairDog, dat bestaat uit partijen zoals de Dierenbescherming, dierenartsen, onderwijsinstellingen, dierenspeciaalzaken en de Vereniging voor Beroepsmatige Kennelhouders die ongeveer twintig grote fokkers in Nederland vertegenwoordigt. Samen zetten ze zich in voor gezonde honden. Daarmee wordt hopelijk een eerste stap gezet naar het invullen van de open norm door de branche zelf. Daarnaast heeft de NVWA als toezichthouder nog een ander belangrijk middel: media-aandacht voor misstanden. Plantinga: “Bij misstanden in de fokkerij van gezelschapsdieren zoeken we altijd de publiciteit op, een belangrijk doel is ook het veranderen van de publieke opinie. Als er geen vraag meer is naar dit soort dieren, worden ze ook niet meer gefokt.”