Van mestfraude tot granulietdumping: milieucriminaliteit neemt vele vormen aan en de aanpak ervan gaat moeizaam. Dat bleek vorig jaar uit het onderzoek ‘De Markt de Baas’. Wat zijn de pijnpunten in de aanpak én hoe kan het beter? Hoogleraar criminologie en schrijver van het ‘Handboek Milieucriminaliteit’ Toine Spapens laat er zijn licht op schijnen. ‘Toezicht kan beter, maar het is vooral de politiek die moet veranderen.’

Wie pleegt milieumisdaden? “Afgezien van dumping van afval uit laboratoria voor synthetische drugs gaat het in Nederland niet zozeer om criminele organisaties, ”, aldus Spapens. “Hoewel er ook eenlingen zijn, wordt de criminaliteit die hier de grootste schade aan milieu en mens toebrengt eerder veroorzaakt door grote bedrijven. Vaak zijn dit ondernemingen met een niet al te beste reputatie. Voor hen is milieucriminaliteit interessant, omdat ze er structureel veel aan verdienen én omdat er een lage pakkans is.”
De falende aanpak
Er zijn vier grote knelpunten in de aanpak van milieucriminaliteit, blijkt uit het rapport ‘De Markt de Baas’ van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid. Die knelpunten hebben te maken met:
- bestuurlijke aansturing van toezicht en handhaving;
- eisen voor ondernemingen om in het milieudomein te opereren;
- het systeem waarbinnen toezichthouders milieucriminelen kunnen vinden;
- de sanctionering van milieucriminaliteit.
Spapens herkent deze punten uit zijn eigen onderzoeken en gaat ze één voor één langs.
1. Bestuurlijke missers
“Bestuurders hebben belangen die milieucriminaliteit vaak in de hand werken”, stelt Spapens. “Zo zijn sommige bedrijven economisch onmisbaar. Een bestuurder zal de aanpak van zo’n organisatie soms ontmoedigen of zelfs tegenwerken om te voorkomen dat zo’n onderneming failliet gaat en banen verloren gaan. Instanties blijven dus vaak lang aanmodderen om zo’n bedrijf tot verandering te bewegen, voordat er echt wordt ingegrepen.” Als voorbeeld noemt hij de dump van granuliet, onlangs ‘onthuld door tv-programma Zembla.

Granuliet is een restproduct bij de asfaltproductie voor wegenbouw. De enige asfaltproducent van Nederland zat met een flink granulietoverschot en wilde dat in een natuurplas storten. Hiervoor kreeg het van Rijkswaterstaat (RWS) geen vergunning. Maar dankzij interventies van hooggeplaatste ambtenaren bij RWS en het ministerie van Infrastructuur mocht het bedrijf de stof uiteindelijk toch in een natuurgebied storten, ondanks dat die stof ook vervuild was met chemicaliën. De reden? Anders zou de Nederlandse wegenbouw in gevaar komen.
“Politieke en economische belangen wegen voor sommige bestuurders zwaarder dan de milieuwet.”
Spapens: “Hier zie je duidelijk dat politieke en economische belangen voor bestuurders zwaarder wogen dan de milieuwet. In deze casus ging het om topambtenaren die hun medewerkers overruleden, maar dit gebeurt ook op gemeenteniveau.”
2. Complexe wet- en regelgeving
“Veel grote bedrijven die beschuldigd worden van milieucriminaliteit komen onder hun straf uit dankzij een flink advocatenteam”, zegt Spapens. “Die maken gebruik van het feit dat wet- en regelgeving te complex is of onduidelijke definities kent van wat nu precies wel en niet mag. Neem bijvoorbeeld de situatie waarbij een container afgedankte computers voor hun onderdelen naar Afrika moest worden verscheept. De douane vond dit elektronisch afval. Dat mag niet worden verscheept, maar moet op milieuvriendelijke wijze worden verwerkt. De exporteur vond het tweedehands goederen waarvoor die beperking niet geldt. Dan moet je dus eigenlijk bij elk apparaat checken of het nog werkt. En wat als de helft het wel doet en de andere computers niet? Dit soort kwesties zijn voer voor eindeloos gesoebat in de rechtszaal.”
3. Beperkend systeem
Het systeem waarbinnen toezichthouders moeten handhaven, beperkt hun mogelijkheden. “Ze hebben vaak te weinig tijd, geld en kennis voor diepgravend onderzoek”, legt Spapens uit. “Omgevingsdiensten en inspecties zijn vooral afhankelijk van wat ze bij controles aantreffen.” Daarnaast ligt de focus van bestuurlijke handhavers eerder op het helpen van een bedrijf bij het doorvoeren van verbeteringen, dan op het bestraffen van eerdere overtredingen. “Daardoor krijgen bedrijven lang het voordeel van de twijfel. De kwaadwillenden onder hen maken daar misbruik van.”
“Omgevingsdiensten en inspecties hebben vaak te weinig tijd, geld en kennis voor diepgravend onderzoek.”
De politie ontbreekt het bovendien vaak aan de kennis om milieucriminaliteit op te sporen, ziet Spapens. “Politiemensen die tijdens een surveillance langs een openstaande loods rijden die vol oude autobanden staat, realiseren zich vaak niet dat er mogelijk iets illegaals aan de hand is. Terwijl die banden waarschijnlijk illegaal naar Afrika worden verscheept. En als een vrachtwagen met afval kantelt en de hele weg vol ligt, denken ze er niet altijd aan om te kijken wat erin zat en of dit wel klopte met de ladingpapieren, maar zien ze het gewoon als een verkeersongeval.”
4. Weinig sancties
“Bedrijven die de milieuwet schenden krijgen zelden strafrechtelijke sancties opgelegd”, zegt Spapens. “Dit is een direct gevolg van de eerdere punten; het gaat meestal om bedrijven en rechtspersonen kun je nu eenmaal geen gevangenisstraffen opleggen. Het persoonlijk aanpakken van directies gebeurt zelden. Bovendien is de pakkans klein, waardoor de criminelen zelden tegen de lamp lopen, terwijl strengere sancties wel degelijk een effectief afschrikmiddel voor hen kunnen zijn.
Vooral de Wet BIBOB wordt nog te weinig ingezet, vindt Spapens. “Onder die wet kan een strafrechtelijke sanctie toekomstige vergunningen in gevaar brengen. Daar zijn bedrijven erg gevoelig voor, omdat ze daardoor ook moeilijker financiering van banken krijgen.”
Een oplossing
“Laat ik duidelijk zijn: milieucriminaliteit is ingewikkeld”, stelt Spapens. “Maar ik geloof dat er wel een betere aanpak mogelijk is dan we nu hebben. We kunnen met een integrale aanpak meer misdaad tegengaan.” Zoiets vereist volgens hem hechte samenwerking en afstemming tussen strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving. “Dit begint bij de politie en het OM. De politie moet milieucriminaliteit beter leren herkennen en vastleggen, zodat het OM bedrijven makkelijker kan vervolgen. Zeker ook de kleine misstappen; die zijn vaak haalbaarder om te bestraffen.
“De combinatie van strafrechtelijke vervolging en strenger bestuurlijk toezicht houdt grote bedrijven in het gareel.”
Uiteindelijk is zo’n politieaanpak effectiever dan een omvangrijk opsporingsonderzoek dat vaak vastloopt in eindeloze juridische procedures. Kleinschalige strafzaken gaan sneller en stimuleren bestuurlijke toezichthouders om óók actie te ondernemen. Spapens: “Omgevingsdiensten kunnen bijvoorbeeld bedrijven die meermaals in de fout gaan onder verscherpt toezicht stellen. Daarnaast kunnen ze zwaardere middelen inzetten, zoals dwangsommen en de ontzegging van vergunningen. We zien in onze onderzoeken dat zo’n combinatie van strafrechtelijke vervolging en strenger bestuurlijk toezicht grote bedrijven beter in het gareel houdt.”
“Echte verandering komt er pas als milieuwetgeving duidelijker wordt en bestuurders het milieu belangrijker gaan vinden.”
Een lange weg
Spapens sluit af met een waarschuwing. “Denk niet dat milieucriminaliteit snel op te lossen valt. Het is een systemisch probleem; een onderdeel van hoe wij onze maatschappij hebben ingericht. Meer kennis, geld en tijd voor toezichthouders helpt, zeker in combinatie met integraal toezicht. Maar echte verandering komt er pas als milieuwetgeving duidelijker wordt en bestuurders het milieu belangrijker gaan vinden.” Nederland heeft hierin nog een lange weg te gaan, zegt hij. Maar hij heeft goede hoop dat het gaat lukken. “Bij de jongere generatie staan milieu en klimaat namelijk wél hoog op de prioriteitenlijst.”