Ga naar de inhoud

Steeds meer toezichthouders: klein maar dapper?

De roep om nieuwe toezichthouders klinkt de laatste jaren steeds luider, zo constateert Rob van Dorp. Hij is coördinerend specialistisch inspecteur bij de – nieuwe, kleine – Inspectie Veiligheid Defensie en al lang actief in het toezichtsveld. Waar er tien jaar geleden meer regels kwamen, komen er nu juist steeds meer nieuwe toezichthouders. In deze column onderzoekt Van Dorp de achterliggende redenen van deze verschuiving. En loopt vooruit op wat mogelijk een volgende trend in toezichtsland gaat zijn.

Matroesjkapoppetje

‘Hoog tijd voor een Nederlandse Emancipatie Autoriteit’, zo betoogt Linda Senden, hoogleraar Europees Recht aan de Universiteit Utrecht 9 juni 2020 op ToeZine.nl. Het valt mij op dat dit niet de eerste oproep is om een nieuwe toezichthouder op te richten. De afgelopen jaren was deze wens vaker hoorbaar. Dit heeft geleid tot de oprichting van diverse nieuwe toezichthouders. Zo werd in 2012 de Kansspelautoriteit opgericht; in 2017 de Vechtsportautoriteit; in 2019 de Inspectie Veiligheid Defensie – waar ik zelf werk – en in 2020 werd de toezichthouder tegen kinderporno en online terroristisch materiaal aangekondigd. Dit jaar start de Inspectie Belastingdienst, Toeslagen en Douane en de minister van Infrastructuur en Waterstaat besluit ook nog dit jaar of er een nieuwe Maritieme Autoriteit komt.

Coördinerend specialistisch inspecteur Rob van Dorp
Coördinerend specialistisch inspecteur Rob van Dorp

“Waar komt de oproep voor kleinere inspecties vandaan? En is dit een goede trend?”

Aanvullend vraagt Europa om nieuwe inspecties. De Europese Commissie presenteerde bijvoorbeeld dit jaar een pakket wetsvoorstellen in de strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering, met als middelpunt de oprichting van een onafhankelijke Europese toezichthouder die in 2024 moet starten. Waar komt de oproep voor kleinere inspecties vandaan en is dit een goede trend?

Van risico-regelreflex…

Terugkijkend zien we dat de roep van de politiek om nieuwe inspecties zo’n tien jaar geleden – en daarvoor – nog wel anders was. Toen neigde de politiek bij incidenten naar een zogenaamde risico-regelreflex: veel nieuwe regels om risico’s in te dammen. De publicatie ‘Omgaan met de risico-regelreflex’ uit 2014 waarschuwde dat deze nieuwe regels weinig of zelfs een contraproductief effect hebben. De veroorzakers van problemen hielden zich toch al niet aan de regels, dus ook niet aan nieuwe.

“Kleinere inspecties krijgen een andere rol dan de grotere handhavende inspecties. Van hen wordt gevraagd goed gedrag te stimuleren, zónder nieuwe regels.”

Ook beperkten de nieuwe regels vaak sterk het innovatievermogen van bedrijven die zich wel goed gedroegen. En dwongen nieuwe regels sectoren tot kosten die niet in verhouding stonden tot de mogelijke regulering van enkele slecht presterende bedrijven. Diezelfde regels stelden de toezichthouder dan voor het dilemma of zij ze zouden handhaven of ruimte zouden geven voor betere ideeën van de industrie.

…Naar strenge handhaving…

Het lijkt erop dat de nieuwe regels dus niet de oplossing waren en eigenlijk juist meer overtredingen veroorzaakten. De reactie van de politiek op incidenten veranderde dan ook naar een roep om strengere handhaving en hogere straffen. Ongeacht de reden van het niet-naleven. Ook dit had regelmatig tot gevolg dat er disproportioneel gehandhaafd werd. Regels en strenge handhaving stonden vaak betere oplossingen in de weg. En er ontstonden soms zelfs onmenselijke situaties, zoals bij de toeslagenaffaire. Vergissingen werden onbarmhartig bestraft en bedrijven werden door de strenge handhaving beperkt in hun ontwikkeling.

…Tot nieuwe toezichthouders…

In dezelfde periode van strenge handhaving ontstond de reactie om nieuwe toezichthouders op te richten. Zij krijgen ook een andere rol dan de grotere handhavende inspecties. Hen wordt gevraagd goed gedrag te stimuleren, zónder nieuwe regels. Zo moet de nieuwe inspectie Belastingdienst, Toeslagen en Douane naar de Belastingdienst kijken vanuit het burgerperspectief. De nieuwe inspecties krijgen ook weinig tot geen handhavende bevoegdheden en er wordt vooral maatwerk van hen verwacht. De openbaarheid – dus het openbaar maken van inspecties – is dan het enige ‘dwangmiddel’ dat deze inspecties kunnen hanteren.

“Als de kleine inspecties succesvol blijken, gaan de grotere, gefuseerde inspecties dan weer worden opgesplitst in kleinere?”

…En straks?

Of het inrichten van kleine doelgerichte inspecties nu het antwoord is op de beperkingen van de grotere inspecties, zal nog moeten blijken. En juist dit vraagstuk is voor mij één van de redenen dat ik van een grote inspectie, namelijk de Inspectie Leefomgeving en Transport, ben overgestapt naar de Inspectie Veiligheid Defensie. Mij lijkt het dan ook interessant of, als de kleine inspecties succesvol blijken, dit tot gevolg heeft dat grotere, gefuseerde inspecties weer worden opgesplitst in kleinere. Zal er over enkele jaren nog een Inspectie Leefomgeving en Transport bestaan of is die opgesplitst in een Rijksluchtvaart Dienst, een Scheepvaart Inspectie, een Rijksverkeersinspectie, een Autoriteit Woningcorporaties en een Inspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer?