Niet eerder trad toezicht zó op de voorgrond als tijdens deze coronacrisis. Vrijwel dagelijks zijn toezicht houden en handhaven onderwerpen van gesprek. Wat betekent deze intensieve fase eigenlijk voor toezichthouders zelf? Komen ze nog wel toe aan hun gebruikelijke werk? Bureau Inspectieraad inventariseerde hoe verschillende toezichthouders en inspecties met de crisis omgaan.

De coronacrisis eist momenteel vrijwel alle aandacht op. Zo ook bij toezichthouders. Voor veel van hen houdt deze situatie in dat zij zich met andere dingen bezighouden dan normaal. Of dat zij door de anderhalvemetermaatregelen op een andere manier toezichthouden. Een rijksbreed beleid voor alle toezichthouders is onmogelijk, omdat de gevolgen van de crisis voor elke toezichthouder weer anders zijn. Bureau Inspectieraad inventariseerde bij toezichthouders welke kwesties er bij hen spelen en hoe zij hun werk momenteel zo goed mogelijk proberen te doen. Het doel hiervan is om te stimuleren dat inspecties slimme oplossingen en veiligheidsprotocollen met elkaar uitwisselen.
Scherpere keuzes
Eind maart stuurde Bureau Inspectieraad alle rijksinspecties een lijst met vragen over hun aanpak in tijden van corona. Hoe gaan zij ermee om? Hoe kijken ze naar de komende periode? “Vrijwel iedere reactie begon met: ‘De gezondheid en veiligheid van inspecteurs en ondertoezichtstaanden staan voor ons voorop’”, vertelt Hadewych van Kempen, strategisch kennisadviseur bij Bureau Inspectieraad. Samen met collega Jan van Dommelen organiseerde en analyseerde zij de enquête. “Het is goed om te zien dat iedereen zich bewust is van het belang van een veilige en gezonde werkplek.”

Gezond en veilig dus, helemaal volgens de richtlijnen van de overheid. Hoe werkt dat in de praktijk? “Prioriteiten stellen”, zegt Jan van Dommelen. “Wat doe je nog wel en wat even niet? Het viel ons vooral op dat toezichthouders routines loslaten en scherp analyseren wat hun meerwaarde is, hoe ze kunnen bijdragen aan maatschappelijke belangen die nu spelen. Bijvoorbeeld de continuïteit van cruciale processen als voedselvoorziening of onderzoek naar incidenten en ongevallen. En wat te denken van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd die moet zorgen dat mensen in de gezondheidszorg hun werk onder grote druk kunnen blijven doen. Toezichthouders en inspecties moeten in deze coronatijd scherpere keuzes maken dan normaal.”
“Toezichthouders en inspecties moeten in deze fase scherpere keuzes maken dan normaal.”
Van boeten naar interpreteren
Uit de analyse van Bureau Inspectieraad bleek verder dat de ondervraagde organisaties zoekende zijn naar hoe ze de meeste toegevoegde waarde hebben. Een zoektocht die overigens al ver voor de coronacrisis begon. Van Kempen: “De afgelopen jaren zijn veel inspecties bezig hun eigen rol te herontdekken. Waar doen we het voor en hoe doen we dat zo goed mogelijk? Ze werken nu al echt anders dan tien of twintig jaar geleden. De insteek was toen vooral: welke regels moet iedereen naleven en hoeveel boetes kunnen we uitschrijven? Nu kijken ze veel meer naar wat zinvolle interventies zijn.”
“De afgelopen jaren zijn veel inspecties bezig hun eigen rol te herontdekken. Waar doen we het voor en hoe doen we dat zo goed mogelijk?”
De coronacrisis maakt die benadering plotseling heel relevant en noodzakelijk. “Als bedrijven nu direct een boete krijgen als zij bepaalde regels niet naleven, zou het helemaal in het honderd lopen. In deze tijd kunnen zij namelijk soms niet anders”, legt Van Kempen uit. “Direct beboeten wás al niet meer van deze tijd, en nu zeker niet. Van toezichthouders wordt verwacht dat ze responsief zijn. Oftewel: dat zij rekening houden met de context waarin tekortkomingen ontstaan. Dat wil overigens niet zeggen dat ondertoezichtstaanden nu zomaar de regels mogen overtreden. De wet blijft de basis. Maar zitten er goede, professionele afwegingen achter een keuze om de wet te overtreden? Dan is een boete simpelweg niet op z’n plaats.”
Responsief en flexibel
De responsiviteit en flexibiliteit die toezichthouders en inspecties nu laten zien, zijn heel nuttig en passend. Toch zit er ook een andere kant aan het verhaal, vindt Van Dommelen. Er kleven risico’s aan deze situatie. “Bepaalde ondertoezichtstaanden zijn zó druk bezig met crisisbeheersing dat toezichthouders hen – vanuit maatschappelijk belang – wat meer met rust laten. ‘Die gaan we nu niet voor de voeten lopen’, is de gedachte. Logisch, maar tegelijkertijd werken die ondertoezichtstaande organisaties vaak in de belangrijkste sectoren, zoals zorg en veiligheid. Omdát die sectoren zo belangrijk zijn, is toezicht erop óók onmisbaar.”
“Bepaalde ondertoezichtstaanden zijn zó druk bezig met crisisbeheersing dat toezichthouders hen wat meer met rust laten. ‘Die gaan we nu niet voor de voeten lopen’, is de gedachte.”
Een ander risico is het gebrek aan ‘normaal’ toezicht. Door de grote aandacht voor de gevolgen van het coronavirus krijgt het reguliere toezicht niet de aandacht die het verdient. Zeker op de langere termijn is dat gevaarlijk. “Dat is een dilemma voor veel inspecties”, stelt Van Kempen. “Wanneer richt je je weer op de normale gang van zaken? Volledig toezichthouden is nu vrijwel onmogelijk, omdat iedereen door de maatregelen belemmerd wordt in zijn werk. Ik verwacht wel dat toezichthouders en inspecties hier goed uitkomen. Het zijn organisaties die met heel beperkte middelen een fors takenpakket hebben. Daarvoor moet je flexibel zijn. Die kwaliteit komt nu mooi van pas.”