Ga naar de inhoud

Toezicht op de Wmo gaat al goed, maar zó kan het nog beter

Komt het gemeentelijke toezicht op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) snel genoeg van de grond? De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) wil dat het tempo waarop toezicht wordt georganiseerd omhoog gaat. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ziet wel degelijk positieve ontwikkelingen in het land. Wel ziet de VNG voor zichzelf én de IGJ een belangrijke rol als aanjager van nog beter toezicht. Mark de Man, wethouder in Súdwest-Fryslân en lid van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs, licht deze visie toe.

Verzorgende meet bloeddruk bij oudere dame

Hoe zit het ook alweer met het Wmo-toezicht?

Iedere gemeente organiseert sinds 2015 ondersteuning en zorg in de eigen gemeente. Deze verplichting is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Hiervoor viel deze plicht én het toezicht op deze zorg onder de Rijksoverheid.

Onder de Wmo gaan gemeenten contracten aan met zorginstellingen en met aanbieders die cliënten zelf contracteren via een persoonsgebonden budget. Het gaat om voorzieningen als ambulante begeleiding, dagbesteding, hulp bij het huishouden en beschermd wonen. De gemeente controleert ook of de zorg die wordt geboden rechtmatig en van kwaliteit is.

Mark de Man, wethouder in Súdwest-Fryslân en lid van de VNG-commissie Zorg, Jeugd en Onderwijs
Mark de Man

“Grote systeemveranderingen hebben tijd nodig”, stelt De Man. “De decentralisatie van de maatschappelijke ondersteuning en het toezicht daarop ís zo’n systeemverandering. Had de ontwikkeling van het toezicht op de Wmo sneller gemogen? Zeker, maar ik vind het logisch dat de focus van gemeenten vijf jaar geleden vooral lag op het goed vormgeven van de ondersteuning zelf en minder op het toezicht.”

“Inmiddels houden álle gemeenten actief toezicht. Juist doordat het Wmo-toezicht lokaal is, ligt het voor de hand dat het toezicht niet in heel Nederland precies op hetzelfde niveau is. Gemeenten die voorlopen in de inrichting van hun toezicht hebben daarin een voorbeeldfunctie voor andere. VNG ondersteunt alle gemeenten ook. Dit gebeurt regelmatig met hulp van de IGJ.”

Contracten en kaders

Er zijn al genoeg voorbeelden van gemeenten die erg ver zijn met de inrichting van hun Wmo-toezicht. “Je ziet dat gemeenten hierbij steeds meer kijken naar de voorkant van het proces”, vertelt De Man. “Bijvoorbeeld met stevig contractmanagement en door heldere kwaliteitseisen vast te leggen. Hiermee selecteert een gemeente aanbieders al aan de poort. Zo zetten ze in op preventie van zorgfraude en waarborgen ze de kwaliteit van zorg. De gemeente Almelo is hier ver mee. Zij heeft in haar Algemene Plaatselijke Verordening (APV) specifieke eisen opgenomen voor het bestuur en de bedrijfsvoering van aanbieders. Er zijn overigens ook gemeenten die dit niet in de APV, maar in een contract met de aanbieder vastleggen.”

“Juist doordat het Wmo-toezicht lokaal is, ligt het voor de hand dat het toezicht niet in heel Nederland precies op hetzelfde niveau is.”

Daarnaast zijn er steeds meer gemeenten met een toezichtkader, zoals in de regio Rotterdam-Rijnmond. In dat kader staat wat de aanbieders en de toezichthouder van elkaar kunnen verwachten. Het kader waarborgt de kwaliteit van de zorg én het toezicht door toetsingseisen duidelijk te maken. Daarnaast is het een praktisch middel voor zowel de toezichthouder als de aanbieder om werkzaamheden in te richten.

Meer best practices

Steeds meer gemeenten zetten in op transparantie. Zo zijn ook weer in Rotterdam-Rijnmond alle toezichtrapporten in principe openbaar. De Man: “Openbare rapporten bieden inwoners inzicht in de kwaliteit van Wmo-voorziening én openbaarheid is een extra stimulans voor aanbieders om de kwaliteit van hun zorg te verbeteren. Een andere manier om kwaliteitsverbetering aan te jagen is een calamiteitenprotocol. In zo’n protocol staat verwoord wat de rol is van toezicht in het geval van een calamiteit of geweldsincident. Een belangrijke professionaliseringsslag van het toezicht. Het aantal gemeenten met een uitgebreid calamiteitenprotocol neemt gestaag toe.”

En neem de twaalf Twentse gemeenten die de Toolbox Zorgfraude Twente hebben gemaakt voor preventie, controle en handhaving van zorgfraude. “Die toolbox bevat onder andere een stoplichtmodel: aanbieders die in dat model rood of oranje scoren worden onderzocht of bezocht om te beoordelen of ze voldoen aan de afspraken. Dit soort best practices deelt de VNG met alle gemeenten op online fora, tijdens bijeenkomsten en via handreikingen, trainingen en opleidingen.”

Jonge hond en ervaren mentor

Ook de IGJ speelt in samenwerking met VNG een rol in de verbetering van het Wmo-toezicht. Er zijn immers volop raakvlakken tussen het toezicht van de inspectie en van de gemeente. Zo zijn er de nodige instellingen waar aanbieders zitten die zowel onder het toezicht van de gemeente als van de IGJ vallen. Denk aan zorgboerderijen waar volwassenen komen die Wmo-ondersteuning krijgen, maar ook jongeren van wie de zorg wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet, waarop de IGJ toezicht houdt. “Daarbij komt dat de inspectie ontzettend veel ervaring heeft met dit soort toezicht. Ik zie de IGJ dan ook als de ervaren oude mentor die kennis uitwisselt met jonge honden: de gemeenten. Juist door cocreatie kunnen we het toezicht verbeteren.”

“Ik zie de IGJ dan ook als de ervaren oude mentor die kennis uitwisselt met jonge honden: de gemeenten. Juist door cocreatie kunnen we het toezicht verbeteren.”

Een mooi voorbeeld van cocreatie is de pilot voor toezicht op beschermd wonen die de VNG en IGJ begin dit jaar zijn gestart. “Daar vind je cliënten die zowel onder de Wmo als de Zorgverzekeringswet vallen. Op die laatste houdt de IGJ toezicht. Met de pilot onderzoeken we hoe het toezicht op dit soort locaties in de praktijk werkt, hoe de IGJ en de Wmo-toezichthouder hechter kunnen samenwerken en wat ze van elkaar kunnen leren. Dat gebeurt nu op zo’n vijftien locaties in het land.” Dit is overigens niet de eerste keer dat VNG en de IGJ samenwerken. In 2017 maakten ze samen een afsprakenkader voor het Wmo-toezicht als houvast voor gemeenten.

Beter en complex toezicht

De Man erkent dat het Wmo-toezicht nog niet in alle gemeenten op het juiste peil is. “Elke gemeente moet in het complete zorgproces vinger aan de pols houden. Vanaf het moment dat aanbieders zich melden tot en met de uitvoering van de zorg. Wat dit in de praktijk betekent? Proactief toezicht door selectie aan de poort met bijvoorbeeld contractmanagement. Duidelijke eisen voor aanbieders met iets als een toezichtkader, zoals in Rotterdam Rijnmond. En tot slot een slim controlesysteem, zoals het stoplichtmodel in Twente. Dit zijn maar voorbeelden, elke gemeente kan zelf de verschillende fases van het toezicht invullen. Sommige gemeenten hebben al deze vormen van toezicht al wel op orde, andere nog maar een deel ervan.”

WMO-toezicht nog verder ontwikkelen

Het Wmo-toezicht kan zich volgens De Man nog veel verder ontwikkelen. “Ik zie bijvoorbeeld mogelijkheden voor meer risicogestuurd toezicht aan de hand van data van onder andere zorgverzekeraars en de Belastingdienst. Daar is al een start mee gemaakt met het informatieknooppunt zorgfraude (IKZ). Daarin werken negen organisaties waaronder de Belastingdienst, Nederlandse Zorgautoriteit, de IGJ én verschillende gemeenten samen. Zij wisselen signalen van zorgfraude uit. Maar nog lang niet alle gemeenten doen mee.

“Elke gemeente moet in het complete zorgproces de vinger aan de pols houden. Vanaf het moment dat aanbieders zich melden tot en met de uitvoering van de zorg.”

Overigens moeten gemeenten daarnaast ook hun oor te luisteren blijven leggen bij cliënten én controle uitoefenen. Cliënten kunnen het beste vertellen wat er gebeurt in de praktijk. Ook bij aanbieders is het goed om aanvullend een oogje in het zeil te houden, bijvoorbeeld in de vorm van steekproeven. Uit data alleen zou een te eenzijdig beeld ontstaan.” De Man vindt aansluitend dat toezichthouders moeten blijven investeren in de dialoog met aanbieders, anders is er gevaar dat toezicht goede zorg belemmert. De Man: “Kijk liever naar de geest van de wet, in plaats van de letter. Neem het voorbeeld van een zorgverlener die gediplomeerd en BIG-geregistreerd is, maar het fysieke diploma niet meer heeft. Kijk je dan of diegene aan de kwaliteitseisen voldoet of zich exact aan de regels houdt?”