De wetenschap heeft publieke toezichthouders veel te bieden. Zo kunnen wetenschappers positieve impact hebben op de legitimiteit, reputatie en kwaliteit van toezichthouders. Toch ziet columnist Niek Hoogervorst nog te vaak dat inzichten uit de wetenschap niet landen binnen het toezichtsveld. Hij pleit in deze column dan ook voor een betere samenwerking tussen wetenschap en het toezicht én een wetenschappelijker houding door toezichthouders.

Ik herinner me niet meer wie of wanneer, maar ooit introduceerde een oud-wetenschapper zichzelf als recovering academic. Zelf maakte ik begin 2018 de overstap van de universiteit naar een toezichthouder en een betere omschrijving voor die ervaring heb ik nooit gelezen. Hoewel ik volledig in de praktijk werk, voel ik me nog steeds wetenschapper. Dat uit zich in schuldgevoel: moet ik in de avonduren en in het weekend niet toch nog wat voor mijn werk doen? Maar ook in nieuwsgierigheid – altijd blijven lezen! – en een gezonde scepsis tegenover aannames, denkfouten en onderbuikgevoelens. Met dat ene been in de praktijk en het andere in de wetenschap zie ik dat er voor toezichthouders een wereld valt te winnen om kennis uit de wetenschap toe te passen. Maar ik zie ook hoe lastig dit is.
Toezichthouders aan zet
Waar zit ’m die winst vooral in? Even heel platgeslagen zijn de belangrijkste twee vragen die toezichthouders zichzelf moeten stellen: ‘Wat willen we bereiken?’ En ‘Wat werkt om dit doel te bereiken?’ Want: dat hele stelsel van vergunningen, toezicht, wortels en stokken, wérkt dat eigenlijk wel om milieu, burgers, dieren en markten te beschermen? Het eerlijke antwoord is dat we vaak geen idee hebben. Aan goede intenties ontbreekt het niet. Elke dag zetten vergunningverleners, toezichthouders en handhavers vol goede moed hun beste been voor. Veel van hen zoeken graag naar wat wel werkt en wat niet. Maar de waan van de dag regeert. Uren moeten geregistreerd worden, inspectiequota gehaald. En dus houden we vaak vast aan hoe we het altijd hebben gedaan.

De waarde van wetenschap
Kennis en overzicht in begrijpelijke taal delen met toezichthouders is precies wat hoogleraar Benjamin van Rooij (UVA) onlangs deed met zijn boek The Behavioral Code. Hij schreef het samen met zijn Amerikaanse collega Adam Fine van Arizona State University. Wat mij betreft wordt dat boek verplichte kost voor elke toezichthouder die toezicht wil verbeteren. De auteurs ontkrachten namelijk de ene na de andere mythe over de effectiviteit van onze wet- en regelgeving. Wat blijkt: we verwarren wat juist voelt in onze onderbuik – Optreden! Strenger straffen! – met wat daadwerkelijk werkt. Uiteraard is er een maatschappelijke behoefte aan genoegdoening en vergelding, en we kunnen niet voorbijgaan aan de politieke realiteit. Maar uiteindelijk willen we een land dat veiliger, schoner en eerlijker is. De auteurs betogen genuanceerd maar overtuigend hoe we wél tot effectievere regelgeving, preventie en interventies komen. Zij zeggen: vertrek hierbij vanuit een realistisch beeld van hoe mensen denken, reageren en acteren, en zet wetenschappelijke methoden in.
Met het ene been in de praktijk en de ander in de wetenschap zie ik dat er voor toezichthouders een wereld valt te winnen om kennis uit de wetenschap toe te passen.
Zelden is er tijd om uit te zoeken of de aanpak wel echt effect sorteert. Terwijl wetenschappers hierover inmiddels een bibliotheek aan relevante bevindingen hebben volgeschreven. Daar zit een volgende uitdaging: een groot deel van die bibliotheek zit achter de betaalmuur. En voor de gemiddelde toezichthouder is de waarde van individueel onderzoek lastig te beoordelen. We hebben dus wetenschappers nodig die ons op begrijpelijke wijze een overzicht bieden van de huidige stand van zaken.
We hebben wetenschappers nodig die ons op begrijpelijke wijze overzicht bieden van de huidige stand van zaken.
Het helpt enorm wanneer wetenschappers inzichten begrijpelijk overbrengen, zoals Van Rooij en Fine doen. De toezichthouder moet vervolgens wél openstaan voor deze inzichten, zoals de twee ook bepleiten. Dit is overigens niet hetzelfde als iets kritiekloos overnemen. Voor de toezichthouder is het zelf aannemen van een wetenschappelijke houding minstens zo belangrijk. Bevindingen moeten namelijk altijd binnen de context van de praktijk worden bekeken. Wat werkt in Mexicaanse olieraffinaderijen hoeft niet per se te werken bij chemiebedrijven in de Botlek. Daarnaast moeten we altijd in gedachten houden dat wetenschappelijk onderzoek in een gecontroleerde setting zich niet automatisch vertaalt naar de complexe praktijk.
Toezichthouders als wetenschappers
In het toetsen van wetenschappelijke inzichten in de prakijk is denk ik de belangrijkste winst die de wetenschap de toezichtspraktijk kan bieden. Laten we als toezichthouders meer als wetenschappers gaan denken. Selectief shoppen in de literatuur om jouw mening bevestigd te zien is niet denken als een wetenschapper. Dat geldt ook voor het stelselmatig afwijzen van de wetenschap behalve wanneer jouw mening eens bevestigd wordt. Om als een wetenschapper te denken, is een oprechte nieuwsgierigheid nodig, een toetsing van wetenschappelijke inzichten in de praktijk en de bereidheid om je mening te herzien.
Om als een wetenschapper te denken, is een oprechte nieuwsgierigheid nodig en de bereidheid om je mening te herzien.
Laten we daarom de aannames waarop we ons toezicht inrichten herdefiniëren als werkhypotheses. Laten we in de praktijk onderzoeken en experimenteren of die aannames blijken te kloppen. En laten we hier vooral samen optrekken met wetenschappers. Een mooi voorbeeld hiervan is het onderzoeksprogramma Vernieuwing van Toezicht. Binnen dit programma werken wetenschappers en toezichthouders nauw samen. En ja, de kans is groot dat we gaan ontdekken dat we op veel vlakken tekortschieten, maar wat is daar mis mee? Zoals Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman ooit zei: “Ik houd ervan om te ontdekken dat ik het bij het verkeerde eind heb. Het betekent dat ik het nu minder verkeerd heb dan eerst.”
Wie is Niek Hoogervorst?
Niek Hoogervorst is gedragswetenschapper bij DCMR Milieudienst Rijnmond. Hij werkte hiervoor als universitair docent bij de Rotterdam School of Management (Erasmus Universiteit) en deed daar onderzoek naar de psychologie van (on)ethisch gedrag. Vanaf september 2021 is hij een jaar lang de vaste columnist voor ToeZine. Elk kwartaal verschijnt er een column van zijn hand en laat hij zijn licht schijnen over gedrag en toezicht.