Ga naar de inhoud

Gelderse omgevingsdiensten op de bres voor circulaire economie

Vijftig procent van de grondstoffen recyclen in 2030, een gesloten systeem in 2050. De Nederlandse ambities voor de circulaire economie (CE) zijn groot. Maar hoe houd je vaart als ambities en wetgeving (nog) niet op elkaar aansluiten? Gelderse omgevingsdiensten helpen gemeenten en ondernemers bij hun circulaire plannen.

Circulaire economie

Bureaucratie en knellende regels. Veel ondernemers met CE-ambities lopen ertegen aan of knappen erop af. Hermen van Dalen van Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) kent legio voorbeelden. De coördinator vergunningverlening milieu en projectleider circulaire economie vertelt: “Een houtbewerker in Nijmegen wilde meubels maken van afvalhout. Het lokale inzamelingsbedrijf was enthousiast en wilde graag samenwerken. Afvalstof wordt grondstof; een prachtig voorbeeld van de circulaire economie. Maar helaas, het duurde eindeloos voordat er duidelijkheid was over het gebruik van afvalhout als grondstof, en de meubelmaker besloot te stoppen.”

Gewoon beginnen

CE staat nu op hetzelfde punt als duurzame energie vijftien jaar geleden, stelt Martin Groeneveld, afdelingshoofd toezicht bij ODR. “Daar waren toen ook nog geen juridische handvatten voor. Ondernemers begonnen gewoon, uit idealisme of omdat ze hoorden dat het financieel interessant was. Bij CE zien we dat nu ook. Er wordt flink geëxperimenteerd door ondernemers en er is steeds meer mogelijk. Dat moeten we als overheid stimuleren. Maar niet iedereen denkt daar zo over. Ook hier bij ODR zeggen mensen nog wel eens: laten we wachten op wetgeving. Nu kunnen we nog niks.” Maar wachten is geen optie, vindt Van Dalen. “We moeten nú beginnen als we de circulaire ambities willen halen.”

Martin Groeneveld
Martin Groeneveld

“We gaan verder dan toezicht of vergunningsbeleid. Er is een brede blik nodig.”

Wat kan wél

Samen sta je sterker. Daarom slaan de Gelderse Omgevingsdiensten Arnhem, De Vallei, Noord-Veluwe, Veluwe-IJssel, Achterhoek, Nijmegen en Rivierenland met Circulair Opdrachtgeverschap VTH Omgevingsdiensten nu de handen ineen. “Het is best bijzonder dat diensten zo nauw samenwerken aan de circulaire economie”, vindt Groeneveld. “We gaan verder dan toezicht of vergunningsbeleid. Er is een brede blik nodig. Wat kan wél? Die positieve insteek proberen we bij gemeenten tussen de oren te krijgen.”

Hermen van Dalen
Hermen van Dalen

Kennis verspreiden

De omgevingsdiensten zien hun eigen medewerkers als ambassadeurs. Daarom ontwikkelden ze speciaal voor hen een introductieprogramma over de mogelijkheden van CE en hoe ze dit kunnen toepassen in hun dagelijkse werk van vergunningen, toezicht en handhaving. De opleiding bestaat uit zes bijeenkomsten met verschillende thema’s, zoals gedragsverandering, wet- en regelgeving en informatiebronnen. “Er zijn ook bijeenkomsten op locatie bij een ondernemer”, zegt Van Dalen. “Na zo’n praktijkbezoek gaat het vaak echt leven bij collega’s. Die kennis nemen ze vervolgens mee naar gesprekken met gemeentes en ondernemers.”

Sneller en brutaler

Groeneveld en Van Dalen hebben drie tips om de omslag naar CE sneller te maken. De eerste: gemeenten, betrek omgevingsdiensten eerder bij de vraag van van circulaire ondernemingen. Als ondernemers zich willen vestigen op een bepaald bedrijventerrein, bijvoorbeeld, of als ze bepaalde activiteiten willen ontplooien. Dan is het belangrijk dat omgevingsdiensten in een vroeg stadium meekijken naar het bestemmingsplan.

“Nu zijn we als vergunningverlener de laatste in de keten”, zegt Van Dalen. “Eeuwig zonde. Heeft een ondernemer een goed plan voor circulair ondernemen, bijvoorbeeld voor de recycling van afvalstoffen, dan moet je doorpakken. Dat betekent meteen met álle partijen om tafel. Samen de kansen en risico’s bespreken, ervaringen delen en ondernemers koppelen om praktijkvoorbeelden uit te wisselen.”

“Nu zijn we als vergunningverlener de laatste in de keten.”

De tweede tip: kijk niet alleen naar de letter van de wet, maar ook naar de circulaire ambities. “Wetten hobbelen altijd achter de actualiteit aan. Je bereikt meer als je kijkt naar hoe je dingen mogelijk kunt maken binnen de wet”, stelt Van Dalen.

Minder voorzichtig

De derde tip is voor beleidsmakers: maak vaart met onderwerpen die grote impact hebben. Afvalstoffen bijvoorbeeld. Groeneveld: “Vanwege de angst voor vermenging van afval is het beleid nu te voorzichtig. Al die labels en categorieën zorgen voor te veel vertraging. Wat voor de ene ondernemer een afvalstof is, is voor de ander een grondstof. Fruit met beurse plekken bijvoorbeeld. Dat kan prima worden opgenomen in de voedselketen. We moeten toe naar andere benamingen, zoals recyclestoffen.”  

Kansen en risico’s

Deze maand start de tweede groep met het introductieprogramma – onder andere medewerkers van ketentoezicht. Ook dat is een belangrijke groep. Groeneveld: “Zij maken analyses en rapportages, en kunnen zo de kansen en risico’s van CE in kaart brengen. Neem een van onze projecten: het inzamelen van elektronica. Hier zijn veel beunhazen actief en dat is een risico voor de gezondheid van omwonenden, voor mensen die ermee werken en het milieu. Hoe kun je ook dit inzamelingsproces circulair maken? Dat is een belangrijke vraag.”

“Herhaling is nodig zodat CE op het netvlies blijft van gemeenten.”

Helpen vormgeven

Waarom gaan de omgevingsdiensten de barricaden op voor circulair ondernemen? “Het is onze taak”, zegt Groeneveld beslist. “Dat kwam ook duidelijk naar voren toen we onlangs opnieuw de strategische koers van ODR vaststelden. Als omgevingsdienst zorgen we voor een prettige en veilige leefomgeving. Daar hoort wat ons betreft ook het stimuleren van de circulaire economie bij. En we zien dat onze partners en opdrachtgevers het een belangrijk thema vinden, maar dat ze het lastig vinden om er vorm aan te geven. We helpen ze daar graag bij.”

Op het netvlies

Binnenkort gaan bij ODR weer uitnodigingsbrieven de deur uit. “We organiseren later dit jaar regionale bijeenkomsten voor gemeenten”, zegt Van Dalen. “Zeker nu CE in de raadsprogramma’s staat, kunnen we tijdens deze bijeenkomsten goed duidelijk maken wat we als omgevingsdiensten voor gemeenten kunnen betekenen. Per gemeente hopen we op een aantal afgevaardigden. Bij voorkeur verantwoordelijken in het CE-proces, raadsleden of wethouders. Het blijft niet bij één bijeenkomst. Herhaling is nodig, zodat CE op het netvlies blijft van gemeenten.”