Ga naar de inhoud

Meer toezicht op bestuur in de zorg: is voorkomen beter dan genezen?

Goed bestuur is essentieel voor een gezonde organisatie. Ook in de zorg waar slecht bestuur soms voor problemen zorgt. Daarom willen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) dat er een norm voor goed bestuur in wet- en regelgeving wordt opgenomen. De minister ziet die noodzaak ook. Karina Raaijmakers, directeur Toezicht en Handhaving bij de NZa, legt uit hoe een uitbreiding van bevoegdheden van de NZa en IGJ misstanden in de zorg helpt voorkomen.

Afbeelding van cijfers in combinatie met stethoscoop en laptop

Veilige, toegankelijke, goede en betaalbare zorg. Daar zetten de NZa en IGJ zich voor in. Slecht bestuur maakt de kans op sjoemelen met zorggeld groter. Regelmatig krijgen beide toezichthouders signalen over zorginstanties waar het nodige misgaat door slecht bestuur. Daarom trekken zij nu aan de bel. In een zogenaamde signaleringsbrief pleiten ze voor een nieuwe wettelijke norm voor integere en professionele bedrijfsvoering. Deze wetgeving zou hen het mandaat geven om te handhaven op meerdere facetten van goed bestuur. Onder andere om belangenverstrengeling te voorkomen en intern toezicht te versterken. Nu valt dat nog onder zelfregulering, zorginstellingen mogen zelf bepalen of zij zich committeren aan de door de branche zelf opgezette Governancecode Zorg. Karina Raaijmakers beantwoordt vragen over een uitbreiding van toezicht en legt uit waarom die tot betere zorg leidt.

Karina Raaijmakers
Karina Raaijmakers

Oneigenlijk gebruik van zorggeld is niet nieuw, Waarom trekken jullie nu aan de bel?

“Dat klopt. We zien al langer een stijging in het aantal meldingen van verkeerd besteed zorggeld door zorginstellingen. We kunnen handhaven wanneer dit gebeurt. Maar bij wanbestuur waarbij nog niet aantoonbaar onterecht zorg is gedeclareerd, mogen we dat niet. Terwijl juist bij wanbestuur de kans groot is dat er vroeg of laat iets misgaat.”

“Bij wanbestuur waarbij nog niet aantoonbaar onterecht zorg is gedeclareerd, mogen we niet handhaven.”

“De directe aanleiding om nú aanpassingen in wet- en regelgeving te vragen, was het Alliade-rapport. Uit onderzoek van de IGJ en onszelf bleek dat Zorggroep Alliade oneigenlijk gebruik had gemaakt van zorggeld. Een typisch geval waarbij het lastig was om tijdig in te grijpen bij misstanden. In dit soort dossiers zien we over het algemeen twee grote problemen die met wanbestuur te maken hebben. Ten eerste transacties met derde partijen tegen niet-marktconforme prijzen, dan is om andere redenen dan goede zorg voor een juiste prijs gekozen voor een andere partij. Dat is een vorm van belangenverstrengeling. En ten tweede gebrekkig functionerend intern toezicht. Deze toezichthouders hebben vaak geen goed zicht op de ontwikkelingen binnen de organisatie. En kunnen dus ook niet goed waken over de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Deze twee zaken hebben we in onze signaleringsbrief geadresseerd en daar willen we dus ook iets aan doen.”

Is meer toezicht echt het antwoord op dit probleem?

“Meer toezicht alleen niet. Bestuurders en interne toezichthouders moeten hun rol pakken. Gelukkig gebeurt dit vaak wel, maar niet altijd. Wij geloven dat van het opnemen van een norm in de wet- en regelgeving voor goed bestuur – en het bijbehorende toezicht – een preventieve werking uitgaat. Voorkomen is beter dan genezen. Als instanties weten dat er sancties staan op slecht bestuur, dan is dat een extra prikkel om hun risicomanagement op orde te hebben. Op bestuurlijk, financieel en bedrijfsmatig vlak. Zéker wanneer ze publieke middelen gebruiken. We geloven ook dat er toezicht op goed bestuur nodig is om de risico’s van snelle veranderingen in de zorgsector te beheersen. Bestuur wordt steeds ingewikkelder, onder andere door decentralisatie en netwerkzorg – het zorgnetwerk van instanties, vrijwilligers en mantelzorgers om een patiënt heen. Mocht het ondanks de preventieve werking van ons toezicht alsnog misgaan, dan helpt een goede wettelijke norm ons ook om effectief in te grijpen.”

Hoe willen jullie het toezicht inrichten?

“Besluit de wetgever iets te veranderen in de wet- en regelgeving over goed bestuur in de zorg, dan gaat onze voorkeur uit naar een open norm. Daarbij beschrijft de wet het doel van goed bestuur, maar niet hoe dat bestuur ingevuld moet worden. Dan kunnen zorgbestuurders en interne toezichthouders zelf bepalen hoe zij die norm goed invullen. Wij helpen die zorgbestuurders en interne toezichthouders te bepalen wat onder de norm komt te vallen. Dat doen we samen met de IGJ en beroepsorganisaties van zorgbestuurders en interne toezichthouders. Hulpmiddel hierbij is het kader over goed bestuur dat de – toen nog – IGZ en wijzelf in 2016 uitbrachten. Daarin staat bijvoorbeeld wat wij zien als belangrijke voorspellers van goede en betaalbare zorg, namelijk: een open en integere cultuur, ruimte voor voldoende verantwoording en de juiste registratie van zorg.”

“Komt er nieuwe wettelijke norm, dan blijven we reageren op signalen uit het veld. Maar we zetten vooral in op preventie.”

“Nadat de zorgbrede norm voor goed bestuur is bepaald, houden we risicogebaseerd toezicht. Dit houdt in dat we ons aan de hand van data richten op instellingen waar het risico op misstanden het grootst is. Natuurlijk blijven we ook reageren op signalen uit het veld en van patiënten. Maar we zetten dus vooral in op preventie. Het grootste deel van de instellingen wil het goede doen. Door gezamenlijk een duidelijke en breed gedragen norm te stellen, helpen we hen daarbij.”

Is de uitbreiding van jullie bevoegdheden wel uitvoerbaar?

“Dit toezicht hoeft niet per se boven op ons huidige werk te komen. In de beginfase levert het overigens vast meer werk op, omdat we moeten opstarten. Of we daarna extra werk hebben, is afhankelijk van wat we aantreffen. We weten door de vele signalen dat slecht bestuur een fenomeen is. Maar hoe groot het probleem echt is, weten we niet. Het kan veel groter zijn dan we nu denken. Bovendien is wat onder ons toezicht komt te vallen afhankelijk van wat er onder de norm voor goed bestuur valt. Om hier grip op te houden, zullen we een uitvoerbaarheidstoets doen voordat een eventuele open norm in werking treedt.”

Hoe reageren zorginstellingen op een eventuele uitbreiding van jullie bevoegdheden?

“Net nadat wij onze signaleringsbrief uitbrachten, kwamen er kritische geluiden uit de markt. Het is ook logisch dat ondertoezichtstaande partijen het spannend vinden wanneer een toezichthouder pleit voor aanvullende bevoegdheden. Bovendien zien velen in de zorg het toezicht op goed bestuur als de taak van de interne toezichthouder. Wij hadden dus wel wat uit te leggen. Daarom zijn we in gesprek gegaan met de twee grootste beroepsorganisaties: die voor bestuurders in de zorg (NVZD) en die voor interne toezichthouders (NVTZ). Zij erkennen nu ook openlijk dat ze de noodzaak voor maatregelen zien.”

“Een wettelijke norm voorkomt dat de goeden onder de kwaden lijden.”

Hoe waarschijnlijker is het dat er daadwerkelijk wetgeving voor goed bestuur in de zorg komt?

“Inmiddels heeft de minister naar aanleiding van onze signaleringsbrief in een Kamerbrief laten weten een aantal maatregelen te nemen. Zo komt er een wettelijke norm om belangenverstrengeling te voorkomen en de positie van het intern toezicht te versterken. We merken dat het debat over de aanpak van ongewenst gedrag in de zorg volop gaande is. Een positieve ontwikkeling, omdat we zo kunnen voorkomen dat de goeden onder de kwaden lijden.”