Ga naar de inhoud

Nieuwe methode helpt PFAS-lozers opsporen

In onze voeding, het water en de bodem: PFAS is overal. Dat is onwenselijk, maar moeilijk te voorkomen. Het RIVM ontwikkelde in opdracht van de Inspectie Leefomgeving en Transport een methode om PFAS in afvalwater te monitoren en zo industriële bronnen die PFAS lozen op te sporen.

Monstername door Inspectie Leefomgeving en Transport

Afvalwater vertelt ons veel. Het laat zien waar mensen drugs of medicijnen gebruiken en hoe virussen, zoals corona, zich verspreiden. De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) vroeg zich af: kunnen we die methode ook gebruiken om PFAS in afvalwater op te sporen?

Effecten tegengaan

De ILT controleert of bedrijven zich aan de regels houden bij het gebruik, en de verwerking van stoffen, producten en afval met PFAS. In het meerjarig programma Zeer Zorgwekkende Stoffen brengt de inspectie vanuit het project PFAS in zicht de PFAS-bronnen en -verspreiding in Nederland in beeld om de nadelige effecten voor mens en milieu tegen te gaan.

“De betrouwbaarheid van data steekt nauw, omdat het om zulke kleine hoeveelheden gaat.”

Guido van der Meij is projectleider van PFAS in zicht: “We vroegen het RIVM of ze een vergelijkbare meetmethode kon ontwikkelen als voor corona, waarbij ze via het rioolwater checkten waar veel besmettingen zaten. We zijn er samen mee aan de slag gegaan: het RIVM bracht kennis in over de meetmethode, de ILT over verwachte bronnen van PFAS.”

Over PFAS

PFAS (per- en polyfluoralkylstoffen) zijn door de mens gemaakte chemische stoffen die moeilijk afbreekbaar zijn en zich ophopen in het milieu en het menselijk lichaam. Ze zijn water-, vet- en vuilafstotend en worden gebruikt in producten zoals pannen met antiaanbaklaag, regenkleding en blusschuim. Sinds november 2024 worden PFAS beschouwd als zeer zorgwekkende stoffen. PFOS en PFOA zijn verboden.

Lastig vergelijken

Normaal gezien is de waterkwaliteit de verantwoordelijkheid van waterschappen. Toch ontwikkelden niet zij maar de ILT de methode samen met het RIVM. Van der Meij: “Waterschappen werken regionaal. Ze gebruiken verschillende meetmethodes en werken met verschillende laboratoria. Daardoor zouden de resultaten van PFAS-metingen minder goed te vergelijken zijn. De betrouwbaarheid van data luistert nauw, omdat het om zulke kleine hoeveelheden gaat. PFAS meet je in nanogrammen. Eén nanogram is 0,000000001 gram. Een landelijke partij was dus handig, bovendien hebben we veel kennis van PFAS. Ook dankzij eerder onderzoek dat de Universiteit Utrecht voor ons deed.”

Informatie delen

Nadat de ILT en het RIVM de methode hadden ontwikkeld, startten de ILT, het RIVM en de waterschappen een pilot. 8 van de in totaal 21 waterschappen namen monsters bij rioolwaterzuiveringsinstallaties en lieten die aanleveren om te analyseren in hetzelfde laboratorium. De ILT, waterschappen en omgevingsdiensten ontvingen de verzamelde data om ervan te leren. De ILT ging gericht met de resultaten aan de slag. De eerste vraag: is de gemeten PFAS-concentratie te verklaren door industriële bronnen in de omgeving die PFAS lozen? Hiervoor legde de ILT ook contact met de omgevingsdiensten.

Guido van der Meij

Slim omgaan met capaciteit

De ILT bracht allereerst alle bedrijven waar PFAS relatief vaak voorkomt in beeld. Denk aan de textiel-, afval- en papiersector, maar ook ziekenhuizen. Hierbij kwamen zo’n achthonderd bedrijven naar voren als mogelijke gebruikers en eventueel lozers van PFAS. Dertig van de achthonderd bedrijven krijgen een bezoek van de ILT – zoveel mogelijk samen met de omgevingsdiensten – voor een gesprek, een beoordeling van het proces en zo nodig een monstername. Een deel van die bezoeken moet nog plaatsvinden.

“We willen bedrijven aanzetten tot nadenken: waar uit mijn keten komt het?”

Bij de screening zetten de ILT en de omgevingsdiensten hun beperkte capaciteit zo efficiënt mogelijk in, weet Van der Meij. “Je moet snel bedrijven kunnen uitsluiten, legt hij uit. “Als je bij één ziekenhuis meet en daar een lage concentratie PFAS vindt, dan gaan we ervan uit dat dit ook geldt voor andere soortgelijke ziekenhuizen. Zo kunnen de omgevingsdiensten de capaciteit richten op sectoren waar het aantoonbaar vaker misgaat, zoals afvalverwerkers of bepaalde typen kunststofbedrijven.”

Lees ook:

Niet altijd bewust

Soms overtreden bedrijven onbewust de regels, stelt Van der Meij. “Sommige weten simpelweg niet dat PFAS als zeer zorgwekkende stoffen worden gezien en de regels daardoor veel strenger zijn geworden. Andere hebben niet door dat PFAS via toeleveranciers binnenkomt in de grond- of hulpstoffen die ze gebruiken. We willen hen aanzetten tot nadenken: waar uit mijn keten komt het? Heb ik PFAS echt nodig? Zo kunnen ze andere keuzes maken.”

Ook dan komt de ILT in beeld, omdat ze toezicht houdt op de hele keten. Hierbij kan de inspectie ook terugvallen op Europese regelgeving, zoals de REACH-verordening voor registratie en beperking van chemische stoffen. En de POP-verordening die het gebruik, de productie en de handel van deze stoffen sterk inperkt of verbiedt.

PFAS vanuit buurlanden

PFAS komt ook via België en Duitsland ons land binnen, onder meer het oppervlaktewater. “Daarover hebben we contact met deze landen”, zegt Van der Meij. “In België kwam wetgeving na de lozingen van 3M bij Antwerpen om streng te kunnen handhaven. In Duitsland is het anders geregeld omdat veel bevoegdheden bij deelstaten liggen.” Volgens Van der Meij is extra wetgeving in Nederland (nog) niet nodig. “Samenwerking brengt ons al ver. Dat vind ik het mooie aan het project PFAS in zicht: we gaan uit van het probleem in plaats van de wettelijke taken. Ons gezamenlijke doel is PFAS terugdringen.”

Nieuwe risico’s

Het liefst ziet Van der Meij dat bedrijven hun PFAS-gebruik zelf in kaart brengen. “Maar daar kunnen we niet op vertrouwen. Met deze pilot ontwikkelen we een waarschuwingssysteem, zodat waterschappen afwijkingen in afvalwater vroeg kunnen signaleren. Omgevingsdiensten en zo nodig ILT kunnen dan ingrijpen voor het grootschalig misgaat.”

“Het inzicht groeit snel.”

Het inzicht groeit snel, stelt hij. “We weten steeds beter in welke sectoren de risico’s zitten. Maar ook als bedrijven op zoek gaan naar andere leveranciers moeten we alert blijven. Die overstap kan nieuwe afvalstromen opleveren, met nieuwe risico’s. Onze communicatieafdeling speelt een belangrijke rol om dat te voorkomen, door bedrijven goed voor te lichten.”

Álle lozers

Bedrijven die bewust de regels overtreden, kunnen ingrijpen verwachten. “Er zijn vast bedrijven die denken dat ze onder de radar blijven, omdat alle aandacht naar Chemours lijkt te gaan”, zegt Van der Meij. “Maar deze pilot draait om het opsporen van álle PFAS-lozers. Het is daarna aan het bevoegd gezag – veelal de betreffende omgevingsdienst dus – om te beoordelen of er sprake is van een overtreding, hoe ernstig die is en welke straf daarbij hoort.”