Waar je voor staat, wordt deels bepaald door waar je zit. En wat je ziet, wordt deels bepaald door waar je naar kijkt. Wie vertelt je waar je naar moet kijken? Welke rol speelt taal hierbij? Jeroen Kerseboom, directeur Strategie bij de Autoriteit Persoonsgegevens en de nieuwe vaste columnist van ToeZine, betoogt dat toezichthouders zich bewuster moeten zijn van taalsturing én zich die actiever moeten toe-eigenen.

Als toezichthouders en inspecteurs bewegen we ons in zeer uiteenlopende domeinen, van fysieke veiligheid tot digitale markten, maar we hebben met elkaar gemeen dat ons werk begint en eindigt met taal. Van wettekst, toezichtplan en protocol, tot proces-verbaal, rapport en boete. De taal en toon van de toezichthouder beïnvloeden het gedrag van degenen die zij toespreken. En andersom bepalen wetteksten de bevoegdheden van de toezichthouder én de mate waarin een minister invloed mag uitoefenen op, bijvoorbeeld, het werkprogramma van een inspectie.
Tot zover niks nieuws.
Het wordt pas echt spannend als die taal wordt ingezet om de blik van de toezichthouder te sturen. Ondertoezichtgestelden kunnen proberen te bepalen waarnaar wordt gekeken, of juist waar overheen wordt gekeken. Ook bewindspersonen zetten soms woorden in om een inspectie subtiel een bepaalde richting op te duwen.
“Achter u en uw winkelwagentje lopen 240 mensen met een notitieblokje mee.”
Cookies of volgsoftware?
Cookies zijn een voorbeeld van verhullend taalgebruik waarmee consument én toezichthouder in de luren worden gelegd. Behalve misschien voor mensen op een streng dieet, klinkt “koekje erbij?” als een aantrekkelijk aanbod. De werkelijkheid is natuurlijk minder gezellig.
Vergelijk het met boodschappen doen en achter u en uw winkelwagentje lopen 240 mensen met een notitieblokje mee. Die schrijven op wat u koopt, wat u bijna had gekocht, maar toch weer teruglegde, hoe lang u in de winkel bent, waar u het langste kijkt en op welke aanbiedingen u wel of niet ingaat. Vervolgens verkopen zij al die aantekeningen aan voor u onbekende bedrijven. Daarom spreken we bij de AP liever over volgsoftware dan over cookies.
Met die term proberen we uit het frame te stappen van dat we ons druk maken om zoiets onschuldigs als een koekje. Een website biedt u geen koekje aan, net zomin als Hans en Grietje alleen maar op de koffie werden gevraagd door de mevrouw in het gezellige snoephuisje.

Wat is framing?
Framing is het strategisch inzetten van taal om richting te geven aan hoe iets wordt gezien of beoordeeld. Als het over toezicht gaat kan framing bijvoorbeeld bepalen waarnaar wordt gekeken, welke risico’s serieus zijn of juist niet en welke interventies passend voelen. Wie het frame kiest, beïnvloedt daarmee het speelveld van de toezichthouder.
In de donderwolken?
Een ander voorbeeld is de cloud. Want wie is er niet graag af en toe in de wolken? Heerlijk. Al je data online beschikbaar, ook als je computer crasht. Waarom zou je dat niet willen? Nou, omdat ook dit verhullende beeldspraak is. En als toezichthouder hoef je daar niet in mee te gaan. Wij mogen onze eigen frames daartegenover stellen. Uw data staat namelijk op de harde schijf van iemand anders. En die harde schijf staat met een beetje pech in een land waar niet dezelfde bescherming van uw (persoons)gegevens is als in de Europese Unie. En met nog meer pech hebben anderen inzage in uw data, of wordt u de toegang tot uw eigen data ontzegd.
Geframed door anderen
Taalsturing kan ook uit een andere hoek komen.Hoe moeten we ons als toezichthouders opstellen als het kabinet afkondigt dat er ‘minder regels’ moeten zijn? Of ‘minder regeldruk’ of ‘minder ervaren regeldruk’? Dat laatste voelt niet als een appel aan ondernemingen om weerbaarder te worden tegen die druk, maar als een aansporing aan toezichthouders om minder ‘last’ te veroorzaken.
“We moeten onszelf niet in een hoek laten duwen door de framing van anderen.”
Toegegeven, regels lopen meestal achter de feiten aan, ze zijn soms onhandig en toezichthouders maken het ondernemingen (en overheden) soms ook echt onnodig moeilijk. Maar je kunt er bij het frame van ‘minder regels’ eigenlijk alleen nog maar voor of tegen zijn. Je bevindt je als toezichthouder dan al snel in de hoek van ‘tegen minder regels’ of ‘tegen simplificatie’.
In een hoek gedrukt
We moeten onszelf niet in een hoek laten duwen door framing van anderen. Welk frame kan dan helpen? Dat van onszelf: het gaat ons om publieke belangen, niet om ‘de regels’. In dat frame hebben we het bijvoorbeeld niet over ‘minder regels op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens’, maar over ‘betere manieren om discriminatie tegen te gaan’. En we vragen: hoe gaan bedrijven en instellingen laten zien wat ze eraan doen om het eten gezond te houden, de werkplaatsen veilig en de markten open en eerlijk? We laten het dan dus niet om ‘simplificatie’ draaien, alsof dat het enige doel is, maar om maatschappelijke verantwoordelijkheid.
“Laten we het veranderen van een frame ook als een mogelijke interventie herkennen.”
Woorden als interventie
Een veelgebruikte definitie van toezichthouden is informatie verzamelen, oordelen én interveniëren. Mijn pleidooi is dat we het veranderen van een frame ook als een mogelijke interventie herkennen. En dan zijn we weer terug bij het belang van taal. Ik wil niet zeggen dat toezichthouders vooral toetsenbordridders moeten worden. Zoals Hanzo van Beusekom hier eerder al schreef: toezicht is een contactsport. En ja, dat vind ik ook, maar in dat contact: let op (uw) woorden.
Jeroen Kerseboom
is directeur Strategie en Internationaal bij Autoriteit Persoonsgegevens, waar hij zich bezighoudt met de koers en positionering van de bescherming van burgers in een digitale wereld. Eerder werkte hij onder andere voor de Algemene Rekenkamer, de Arbeidsinspectie en de Tweede Kamer. Hij schrijft het komende jaar elk kwartaal een column voor ToeZine. Dit is zijn eerste bijdrage in die reeks.