Ga naar de inhoud

Wmo-toezichthouders en IGJ samen op pad voor toezicht op beschermd wonen

Zo’n 30.000 Nederlanders leven in een ‘beschermde woonvorm’. De bedoeling is dat zij hier 24 uur per dag de zorg en ondersteuning krijgen die zij nodig hebben. Maar kríjgen ze dat ook echt? Toezichthoudende gemeenten en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bogen zich afgelopen jaar voor het eerst samen over deze vraag. “Het is me meegevallen hoe snel we elkaar op inhoud vonden.”

man in rolstoel doet afwas

Beschermd wonen is bedoeld voor mensen die door hun beperkingen tijdelijk of langdurig niet zelfstandig kunnen wonen. Het gaat om mensen met ernstige en vaak ook chronisch psychische aandoeningen. Op een beschermde locatie – zoals een woning, zorgboerderij of gezinshuis – worden zij de hele dag door begeleid, ondersteund en gestimuleerd tot dagbesteding. Sinds 2015 zijn gemeenten vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) verantwoordelijk voor het toezicht op beschermd wonen (zie kader). In veel gemeenten is dat toezicht zes jaar later echter nog steeds niet op orde.

“Toezicht op beschermd wonen is complex.”

De IGJ trok in 2019 aan de bel over de ontwikkeling van het Wmo-toezicht, waaronder ook beschermd wonen valt. Zij deelde toen haar zorgen over het lage tempo van gemeenten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) spoorde gemeenten vervolgens aan meer haast te maken, maar wees de IGJ ook op hun krappe budgetten. Daarnaast benadrukte de VNG dat er ook veel wel goed ging. Sindsdien ondersteunt de VNG gemeenten extra bij het professionaliseren van hun Wmo-toezicht. Zo biedt ze gemeenteraadsleden een e-learningtraject en werkt ze samen met de GGD GHOR Nederland aan een lerend netwerk voor toezichthouders.

Langzaam op poten

“Toezicht op beschermd wonen is complex”, benadrukt Korrie Louwes, tot 1 oktober dit jaar hoofdinspecteur bij de IGJ. “Mensen met psychosociale problemen hebben uiteenlopende hulp- en zorgvragen. En ook de zorgzwaarte verschilt. We zien dat veel gemeenten het toezicht daardoor maar langzaam op poten krijgen. Sommigen maken een inhaalslag, anderen hebben nog geen Wmo-toezichthouder aangesteld. Dat is geen onwil overigens, ze zijn het wel van plan. Wat wij zien is dat veel gemeenten nu vooral in actie komen na een melding, terwijl het de bedoeling is dat aanbieders proactief bezocht worden; dat er, met andere woorden, risicogericht toezicht is.”

Korrie Louwes
Korrie Louwes

Uiteenlopende vragen

Waar gemeenten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op Wmo, inclusief beschermd wonen, is de IGJ dat voor toezicht op de Jeugdwet. Daardoor treffen Wmo-toezichthouders en IGJ-inspecteurs geregeld dezelfde zorgaanbieders. Dat is nog vaker het geval nu de Wet langdurige zorg is opengesteld voor mensen met langdurige psychosociale problemen; een wet waar de IGJ toezicht op houdt. Daarom besloten de inspectie en gemeenten om meer samen op te trekken. IGJ benaderde hiervoor gemeenten die het Wmo-toezicht al op orde hebben. Samen kozen ze een zorgaanbieder uit. Hun keuze baseerden ze op wat ze wisten van een organisatie. Waren er zorgen over een aanbieder of kenden ze die nog niet goed, dan was dat een reden om langs te gaan.

“Elke toezichthouder luisterde mee vanuit zijn eigen scope.”

Gezamenlijk legden IGJ-inspecteurs en Wmo-toezichthouders in 2020 tien inspectiebezoeken af in tien regio’s. Tien inspectiebezoeken tijdens de coronacrisis; dat vroeg om een pragmatische aanpak. “Doorgaans bezoeken we instellingen onaangekondigd. Vanwege de coronacrisis kondigden we deze bezoeken kort van te voren bij de zorgaanbieders aan”, vertelt Angelique Schoemakers, coördinerend specialistisch inspecteur bij de IGJ. “Daarnaast voerden we online beeldgesprekken – en ook die gaven soms een interessant inkijkje. Zo waren we eens aan het beeldbellen met een persoon die door het pand wandelde. Daardoor zagen we dat een dossierkast niet op slot was.”

Angelique Schoemakers
Angelique Schoemakers

Gezamenlijke toetsingskader

De toezichthouders ontwikkelden samen een nieuw toetsingskader, dat centraal stond bij de bezoeken. IGJ-hoofdinspecteur Louwes: “Die ontwikkeling ging eigenlijk heel makkelijk: de normenkaders die de gemeenten gebruiken, komen grotendeels overeen met die van ons.” Elke toezichthouder luisterde bij de gezamenlijke gesprekken mee vanuit zijn eigen perspectief. De IGJ-inspecteur stelde het eindrapport op, waarbij de Wmo-toezichthouder uitgebreid meekeek. “Vaak kwamen we tot hetzelfde oordeel”, vervolgt Schoemakers. “Het is me meegevallen hoe snel we elkaar op inhoud vonden. Verschillen waren er eigenlijk alleen in taal. Dan gebruikten we bijvoorbeeld een andere term. Het toetsingskader zullen we in de toekomst blijven gebruiken.”

“Organisaties wilden juist graag op kwaliteit getoetst worden.”

Over het algemeen bleek de kwaliteit van de bezochte zorgaanbieders redelijk op orde. Vooral de kwaliteit van de persoonsgerichte zorg, deskundigheid van hulpverleners en sturing op (medicatie)veiligheid. Maar de toezichthouders zagen ook verbeterpunten, zoals de deskundigheid van hulpverleners en afstemming met andere zorgaanbieders. “Voor kleine organisaties is deze noodzaak om af te stemmen niet anders dan voor grote”, zegt Louwes. “Beide hebben te maken met dezelfde diversiteit en complexiteit. Al is het voor een kleinere organisatie, zoals een zorgboerderij of gezinshuis, wel lastiger om met veel verschillende partijen af te stemmen.”

De tien zorgaanbieders zelf waren blij met het gecombineerde inspectiebezoek. “Veel zorginstellingen klagen over regeldruk, maar die kritiek hoorden we tijdens onze bezoeken niet terug”, zegt Louwes. “De organisaties wilden juist graag op kwaliteit getoetst worden, om te horen of de zorg en ondersteuning op orde was.”

Van elkaar leren

De Wmo-toezichthouders hebben veel kunnen opsteken van de ervaren IGJ-inspecteurs, denkt Schoemakers. “Zij verdiepen zich vooral in de stukken, terwijl bij ons het gesprek net zo goed belangrijk is en we een steekproef nemen. Dat hebben de Wmo-toezichthouders nu ook zelf kunnen ervaren.” Louwes vult aan: “Andersom brengt de kennis van de gemeenten ons weer veel. Wmo-toezichthouders weten dankzij hun uitgebreide netwerk in de regio beter wat bij organisaties speelt. De IGJ staat meer op afstand. Ook kan de zelfscan voor zorgaanbieder, die Wmo-toezichthouders bij hun toezicht gebruiken, voor de IGJ goed werken.”

“We waren al langer bezig om de lokale en regionale context beter te laten meewegen in ons toezicht.”

Volgens Louwes is er de afgelopen jaren al veel verbeterd bij beschermd wonen. “Zorgaanbieders hebben het nodige bereikt. Cliënten zijn meer gaan werken aan zelfstandigheid en kunnen makkelijker gebruikmaken van mantelzorgers. Tijdens de coronacrisis nam bovendien ‘hybride begeleiding’ een vlucht: de combinatie van fysieke en digitale begeleiding. Dat heeft de organisatie van beschermd wonen efficiënter gemaakt.”

Toch heeft ze zorgen over de toekomst van deze ondersteuning. “Feit blijft dat de zorgzwaarte van beschermd wonen stijgt. Er komen steeds meer mensen bij met complexe psychische problemen. Dat betekent dat aanbieders alleen maar meer moeten afstemmen met meer specialisten. Juist over die stijgende zorgzwaarte, de complexiteit van zorgvragen en de diversiteit ervan maken we ons zorgen.”

Beter meewegen

Gezien dat toekomstbeeld is het extra belangrijk dat toezichthoudende gemeenten en de IGJ goed samen blijven werken. Precies wat Schoemakers en Louwes van plan zijn. “Door onze goede ervaring met deze gezamenlijke bezoeken zullen we elkaar voortaan nog makkelijker opzoeken en sneller elkaars vragen meenemen als we afzonderlijk van elkaar toezicht houden”, aldus Schoemakers. “Overigens waren we ook vóór onze gezamenlijke bezoeken al bezig om beter op elkaar aan te sluiten. Als IGJ doen we al langer ons best om de lokale en regionale context beter te laten meewegen in ons toezicht. Dat maakt dit toezicht scherper. We zetten de samenwerking met gemeenten dan ook graag voort!”

Rolverdeling in toezicht op beschermd wonen

Elke gemeente is sinds 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning en zorg in de eigen gemeente. Zij moeten die ondersteuning en zorg organiseren en er toezicht op houden. Deze verplichting is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Voor die tijd lag die plicht bij de Rijksoverheid.

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt onder andere toezicht op de uitvoering van de Jeugdwet, Wet langdurige zorg en Zorgverzekeringswet. In de praktijk betekent dit dat ze soms dezelfde zorgaanbieders moet controleren als Wmo-toezichthoudende gemeenten. Denk aan zorgboerderijen waar niet alleen volwassenen komen die Wmo-ondersteuning krijgen, maar ook jongeren van wie de zorg wordt bekostigd vanuit de Jeugdwet.

De IGJ heeft verder ook de taak om toezicht te houden op het Wmo-toezicht van gemeenten. Rijksinspecties, Wmo-toezichthouders en gemeenten maken hier afspraken over, die worden vastgelegd in het ‘Afsprakenkader en draaiboek’. Elk jaar rapporteert de IGJ over het Wmo-toezicht aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Doel van deze rapportage is tweeledig. Allereerst om de kwaliteit van het Wmo-toezicht te verhogen. Daarnaast om de samenwerking tussen de Wmo-toezichthouder(s) en de Rijksinspecties te versterken. Op beide vlakken doet de IGJ aanbevelingen.