Klanten die zich verdringen in supermarkten, strandgangers die geen afstand houden, drommen mensen op dezelfde bospaden. Afgelopen weekend werd des te duidelijker dat veel Nederlanders zich niet houden aan de richtlijnen van social distancing. De roep om handhaving klinkt. Toch is dat niet wat de overheid nu moet doen, vindt hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht, Denise de Ridder. “De overheid moet eerst veel beter communiceren én monitoren.”

Anderhalve meter afstand houden tot andere mensen. Alleen naar buiten als het echt nodig is. Thuiswerken als je kunt. Allemaal richtlijnen die sinds donderdag 12 maart gelden om ervoor te zorgen dat het coronavirus zich niet te snel verspreidt.

Maar niet iedereen lijkt zich aan deze richtlijnen te houden. Tijd om te handhaven? “Nee, we zitten echt nog niet in het stadium dat politie en boa’s mensen massaal moeten gaan aanspreken.” Daar is Denise de Ridder, hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht, stellig over. “Je wilt dat zo lang mogelijk voorkomen. En dan bedoel ik situaties zoals in Frankrijk, waar je alleen nog met een formulier op straat mag en de politie je daarop controleert. Dat soort maatregelen roept weerstand op. Extra zware handhaving kan juist veroorzaken dat mensen met opzet de regels overtreden.”
Nu handhaving inzetten zou ook nog niet nodig zijn, omdat er überhaupt weinig weerstand tegen de maatregelen is.
Handhaving zou volgens De Ridder nu ook nog niet nodig zijn, omdat er überhaupt weinig weerstand tegen de maatregelen is. “De meeste mensen lijken alle begrip te hebben voor de richtlijnen om afstand te houden, maar ze weten gewoon vaak niet hoe dat in de praktijk precies werkt. Daarover moet de overheid hen dus beter informeren. De overheid kan veel beter en eerder communicatie inzetten dan handhaving”, vindt De Ridder.
Beter communiceren
Hoe kan de overheid beter communiceren over de richtlijnen? Door duidelijk aandacht te besteden aan wat nog wél mag. Zoals wandelen. Maar ook door tips te geven hoe mensen met deze situatie om kunnen gaan. De Ridder legt uit: “Dan wordt het veel makkelijker om je op de juiste manier te gedragen. Die communicatie moet trouwens aantrekkelijk verpakt zijn om zoveel mogelijk mensen te bereiken. Denk daarbij aan animaties en infographics. Die zijn aansprekend en ook voor laaggeletterden goed te begrijpen. Daarnaast helpt het als de overheid zorgt dat iedereen de informatie regelmatig te zien krijgt. De Belgen doen dit slim door een animatie over de regels eens per uur op tv uit te zenden.”
Uit de gewoonte halen
Op plekken waar mensen geneigd zijn zich minder goed aan de richtlijnen te houden, is extra communicatie nuttig. De Ridder: “Ik denk aan supermarkten die nu bijvoorbeeld al strepen plakken, zodat klanten genoeg afstand van elkaar houden als ze in de rij staan te wachten. Er zou ook een winkelmedewerker bij de ingang kunnen staan die mensen aan de regels herinnert. Mensen zijn gewoontedieren. Zeker bij zoiets als boodschappen doen, wat voor de meesten een automatisme is. Je zou mensen kunnen verplichten om in de supermarkt met karretjes te winkelen, dan houd je automatisch meer afstand. Het kan ook helpen om op die karretjes een sticker te plakken met een tekst of tekening die mensen aanmoedigt om afstand te houden. Dit soort dingen haalt mensen uit hun gewoonte en laat ze wennen aan de nieuwe situatie.”
“De overheid moet gedrag monitoren. Pas als ze weet hoe het echt zit, kunnen ze effectieve maatregelen nemen.”
Meer monitoren
Maar communiceren is niet het enige wat de overheid kan doen. “Net zo belangrijk is om na te gaan of iedereen de richtlijnen wel begrijpt en opvolgt”, stelt De Ridder. “De geluiden die we nu horen over mensen die zich niet aan de richtlijnen houden, zijn gebaseerd op incidenten. Hierdoor hebben we het gevoel dat veel mensen zich niet aan de regels houden, maar ís dat wel zo? In België houden ze nu enquêtes onder inwoners om hierachter te komen. Zoiets zou Nederland ook kunnen doen. Pas als de overheid weet hoe de situatie echt in elkaar zit, kan zij effectieve maatregelen nemen. Ook in de vorm van handhaving. Uiteindelijk zal handhaving wel nodig zijn. Er is namelijk altijd een groep die zich niet aan de regels wíl houden. De welwillende meerderheid bereik je met goede communicatie, de rest moet je op hun gedrag aanspreken.”
“Als je mensen goed informeert en helpt met de invulling van richtlijnen, dan is er maar weinig handhaving nodig.”
Helpen met regels
En hoe zit het als we straks drie weken verder zijn? Is intensievere handhaving, zoals in Frankrijk en Italië, dan misschien wél nodig? De Ridder geeft toe: “Het is niet makkelijk om je aan de nu al best strenge regels te houden. Wie weet komen er nog wel meer bij. Mensen die na drie weken de muren op zich af zien komen, zullen wellicht dan minder geneigd zijn zich aan de regels te houden. Maar als de overheid nu begint om inwoners goed te informeren en met de invulling van richtlijnen helpt, dan helpt dat ook over drie weken nog. Dan is handhaving hooguit je laatste redmiddel.”