Ga naar de inhoud

Grote behoefte aan toezicht op deeleconomie

In de huidige maatschappij is delen de nieuwe manier voor het omgaan met producten en diensten. We delen onze auto, kleding, maaltijden en zelfs ons huis. Deze ogenschijnlijk positieve ontwikkeling brengt nadelen met zich mee: deelplatforms dreigen uit te groeien tot monopolies, waardoor economische en maatschappelijke belangen in het gedrang komen. Hoe kan de overheid hierop toezicht houden? Het Rathenau Instituut onderzocht het.

Het grote succes van deelplatforms zet publieke waarden, zoals economische en sociale gelijkheid, onder druk. Daarom is het van belang dat de overheid aandacht besteedt aan goed toezicht op de deeleconomie. Dr. Magda Smink is een van de Rathenau-onderzoekers die uitgebreid literatuuronderzoek en vijf casestudies uitvoerde naar onder andere Airbnb (huis delen), AirDnD (huiskamerrestaurants) en Uber (taxiservice). Om meer inzicht te krijgen in de deeleconomie als fenomeen, maar ook om een impuls te geven aan het politieke debat en de beleidsvorming rond het fenomeen.

Positieve eigenschappen met keerzijde

“In 2013 maakte een bescheiden zes procent van Nederland gebruik van deelplatforms. Tot 2016 steeg dat naar een kwart”, schetst Smink de stormachtige groei. “Dat is niet voor niets: lenen of huren van elkaar is vaak voordeliger dan huren of kopen van een bedrijf. Daarnaast beantwoorden de platforms aan de wens om duurzamer te leven en dwingen ze de markt tot innoveren. En natuurlijk levert het kansen op voor ondernemers en werkzoekenden. Bovendien kan het mensen goed doen om nieuwe contacten te leggen.”

Tegenover de vele voordelen staan grote nadelen, moest het Rathenau Instituut concluderen. “Deelplatforms kunnen een negatieve impact hebben op publieke waarden”, vertelt Smink. “Ten eerste zorgen ze dat de economische ongelijkheid groeit: degenen die veel bezitten, kunnen ook veel delen en zo veel geld binnenhalen. Wie minder heeft, zal er vooral geld aan uitgeven. Daar komt bij dat de deelplatforms leiden tot oneerlijke concurrentie, omdat particulieren aan minder voorwaarden hoeven te voldoen dan bedrijven.” Ook sociaal gezien bestaan nadelen. Smink: “Het openstellen van eetkamers via AirDnD en het verhuren van huizen via Airbnb kan zorgen voor overlast in de buurt. Vooral grootschalige verhuur via Airbnb kan een grote impact hebben op woonwijken. We moeten ons afvragen of dat wel sociaal verantwoord is. De gemeente Amsterdam heeft daarom een maximum van zestig dagen verhuur per jaar gesteld.”

Dr. Magda Smink

Daarnaast is er binnen deelplatforms meer ruimte voor discriminatie. Smink: “Je kunt als hobbychef zelf bepalen wie je in huis wilt hebben.” Ten derde vallen de verwachte voordelen voor het milieu in de praktijk tegen. Smink legt uit: “Auto’s delen zorgt voor minder CO2-uitstoot, maar Airbnb leidt mogelijk tot extra vliegverkeer. Ook geven gebruikers hun bespaarde geld vaak uit aan andere milieubelastende producten of diensten.”

Aanbevelingen voor handhaven

In de casestudies is duidelijk te zien dat de overheid worstelt met de zoektocht naar een goede manier van handhaven. “Vaak blijft het nu bij gedogen en beperken. Wij raden aan dat vooral te blijven doen. Met beperken leg je de praktijk wel aan banden, maar verbied je het niet volledig. Er moet immers ruimte blijven voor ontwikkeling van nieuwe platforms. Tegelijkertijd moet de overheid monopolisering tegengaan: het mag niet zo zijn dat enkele platforms gaan ‘heersen’ en er geen ruimte is voor andere platforms. Omdat veelal onduidelijk is welke juridische status een platform heeft, is het nu onduidelijk aan welke wetten dat platform zich moet houden.” De tweede aanbeveling van het Rathenau Instituut is dan ook: verhelder als overheid de juridische status van deelplatforms en maak helder welke verantwoordelijkheden waar liggen. Denk dan aan de kwaliteit van het eten bij AirDnD of de brandveiligheid bij een Airbnb.

“Omdat onduidelijk is welke juridische status een platform heeft, weten we vaak niet precies aan welke wetten dat platform zich moet houden.”

“Om belasting te kunnen heffen of andere regels te kunnen handhaven, heeft de overheid inzicht nodig in gegevens van gebruikers van het platform”, vertelt Smink. “Nu hebben alleen de platforms zelf dat inzicht. Om bijvoorbeeld privacy van hun gebruikers te beschermen, maken ze dat liever niet openbaar. Óf ze doen het alleen met tegenprestatie.” Een onafhankelijke nieuwe partij zou hier uitkomst kunnen bieden, geeft het Rathenau Instituut als derde aanbeveling. “Zo’n partij kan alle benodigde gegevens inzien, bijvoorbeeld om de overheid te informeren.”

Groei van platforms stimuleren

Een vierde aanbeveling van de onderzoekers is stimuleren dat beoordelingen op de platforms betrouwbaar en meeneembaar zijn. “Met ‘meeneembaar’ bedoelen we dat bijvoorbeeld een huizenverhuurder de reputatie die hij bij Airbnb heeft opgebouwd zonder moeite kan meenemen naar een ander platform. Zo stimuleren we het ontstaan van meerdere platforms. Het idee van de deeleconomie is tenslotte goed, maar het gevaar bestaat dat enkele platforms alle professionele diensten en andere platforms wegdrukken. Als meerdere platforms met elkaar concurreren, krijgen meer mensen de kans om geld te verdienen. En zo hebben consumenten ook meer keuzemogelijkheid.”

“Onze aanbevelingen vormen handvatten om per sector, en dus per ministerie, politieke keuzes te maken die voordelen van de deeleconomie vergroten en nadelen zo klein mogelijk maken.”

Plasterk heeft het rapport van het Rathenau-instituut op 18 mei aangeboden aan de voorzitter van de Tweede Kamer. Hij gaat ook een symposium organiseren over het onderwerp. De vier aanbevelingen uit het Rathenau-onderzoek geven de overheid richting in de zoektocht naar goed toezicht op de groeiende deeleconomie. Smink: “De overheid stuurt nu sterk op innovatie en dus is de neiging groot om deelplatforms vooral vrijheid te bieden om te ontwikkelen. Maar we moeten beseffen dat we pas aan het begin staan van de deeleconomie, die nog sterk zal groeien. En de negatieve gevolgen groeien mee. Onze aanbevelingen vormen handvatten om per sector, en dus per ministerie, politieke keuzes te maken die de voordelen van de deeleconomie vergroten en de nadelen zo klein mogelijk maken.”