Ga naar de inhoud

Minder afval op straat tijdens Haags experiment met cameratoezicht

Afval náást de ondergrondse restafvalcontainer. Het is een veelvoorkomend probleem in grote steden. De gemeente Den Haag strijdt al sinds 2015 tegen het illegaal bijplaatsen van afval. Lang was dat tevergeefs, maar dankzij een experiment met flexibel cameratoezicht gloort er licht aan de horizon.

Afbeelding van container met tekst dat er camera's zijn geplaatst

De Haagse gemeenteraad nam in 2020 een motie aan over cameratoezicht bij afvalcontainers. Deze zijn toegankelijk zónder toegangspasje. Afgesproken werd om grondig te onderzoeken hoe haalbaar en wenselijk cameratoezicht is. Na een positief advies volgde een experiment met flexibel cameratoezicht, van januari tot en met juni 2022.

Cameratoezicht kan op drie manieren bijdragen aan naleving: door bijplaatsing te voorkomen, door overtreders op heterdaad te betrappen of door ze achteraf op te sporen. Dit experiment richtte zich op voorkomen en opsporen. De kans om een bijplaatser op heterdaad te kunnen betrappen en beboeten, is namelijk te klein. Mensen zijn hooguit een halve minuut op locatie, waardoor handhavers hen onmogelijk op tijd kunnen bereiken. Bovendien wordt er gemiddeld maar één keer per dag afval bijgeplaatst per afvalcontainer.

Roulerende camera’s

Bij het experiment werden vijf camera’s ingezet: drie echte camera’s en twee dummy’s. Deze rouleerden over in totaal veertien containerlocaties in de stadsdelen Laak en Centrum. In deze wijken waren veel bijplaatsingen. Vier handhavers kregen de bevoegdheid om de beelden met overtredingen te bekijken. Zij probeerden de bijplaatser te identificeren om een bestuurlijke boete te kunnen opleggen. Daarnaast lanceerde de gemeente in de hele stad, en speciaal in de buurten waar de camera’s werden geplaatst, een informatiecampagne over de afvalregels. Tweehonderd omwonenden gaven met een vragenlijst hun mening over cameratoezicht. En handhavers, politie, reinigers en andere professionals overlegden regelmatig over het cameratoezicht.

Het effect van de dummy-camera’s was met ruim tachtig procent nog groter.

700 bijplaatsingen

Na zes maanden kwamen de betrokkenen tot de conclusie dat het experiment geslaagd was. Op twaalf van de veertien locaties waar camera’s stonden, daalde het aantal bijplaatsingen meer dan in de rest van Den Haag. Gemiddeld met maar liefst zestig procent. Het effect van de dummy-camera’s was met ruim tachtig procent nog groter. Dat komt waarschijnlijk door de plek waar ze stonden. Dummy’s konden namelijk dichter bij de afvalcontainers staan omdat ze geen stroom nodig hebben. De camera’s registreerden bijna zevenhonderd bijplaatsingen.

Geen bestuurlijke boetes

Het succes van het experiment zat aan de preventiekant. Handhaving op basis van de camerabeelden bleek lastig: in driekwart van de gevallen was de bijplaatser wel duidelijk in beeld, maar het lukte in geen enkel geval om de identiteit vast te stellen. Meestal omdat mensen lopend of met de fiets naar de afvalcontainers kwamen. Maar zelfs als kentekens van overtreders wel werden vastgelegd, leidde dat niet tot het opleggen van boetes. Handhavers troffen overtreders niet thuis of overtreders negeerden het verzoek om langs te komen op het politiebureau.

Ook moesten ramen en deuren van woningen digitaal worden afgedekt.

In de zes maanden van het experiment is geen enkele boete opgelegd. Ook niet per post. Handhavers wilden pas een boete geven als ze zeker wisten dat de kentekenhouder ook degene was die die bijplaatsing deed. Wel werden (twee) waarschuwingen uitgedeeld tijdens gesprekken met overtreders. De onderzoekers (Sander Flight en Rob Velders) zien wel mogelijkheden om de handhaafbaarheid op basis van de camerabeelden te vergroten. Bijvoorbeeld door de camera’s op locaties te plaatsen waar veel mensen met de auto komen en door kentekenhouders boetes op te leggen, ook als je niet weet of ze de bijplaatsers zijn.

Privacy en informatiebeveiliging

Bij het experiment ging veel aandacht uit naar de veilige verwerking van beelden. De gemeente koos ervoor om de privacy en informatieverwerking grondig te regelen. Zo zorgde de burgemeester voor een wettelijke grondslag voor de inzet van camera’s. In het verwerkingsbesluit stond onder andere hoe ver de camera van de container af mocht staan (maximaal twintig meter). Ook moesten ramen en deuren van woningen digitaal worden afgedekt (privacy masking).

Slechts een select gezelschap mocht de beelden bekijken.

De politie had een sleutelrol als verantwoordelijke voor de verwerking van de camerabeelden. De gemeente mocht de camerabeelden voor de duur van het experiment zelf bekijken en gebruiken. Dat moest volgens dezelfde strenge eisen die de politie zelf stelt aan privacybescherming en informatiebeveiliging. Slechts een select gezelschap mocht de beelden bekijken en de beelden moesten veilig worden opgeslagen. Twee medewerkers van het Team Technisch Toezicht van de politie-eenheid Den Haag controleerden dat.

Pakkans vergroten

Wil de gemeente doorgaan met cameratoezicht, dan is het belangrijk om de pakkans te vergroten, stellen Flight en Velders. Dat doet de gemeente door overtreders daadwerkelijk boetes op te leggen en daarover te communiceren. Ook als de gemeente niet zeker weet of de overtreder dezelfde persoon is als de kentekenhouder. In andere steden zijn daar al goede ervaringen mee. Daarnaast zijn de onderzoekers benieuwd wat er gebeurt als de camera’s langer blijven staan. Of als de camera’s op plekken staan waar veel mensen makkelijk met de auto kunnen komen. Dan kunnen handhavers meer kentekens identificeren en een boete opleggen. Tot slot adviseren ze de gemeente de sectoroverstijgende aanpak van de experimentele fase vast te houden: cameratoezicht vraagt om expertise van techniek, wetgeving, privacy, communicatie, handhaving én analyse. En daarvoor is volgens de onderzoekers een speciaal sectoroverstijgend projectteam nodig.